Vennootschapsbelasting 2007. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende in de aan het onderhavige jaar voorafgaande jaren een hoger bedrag aan afschrijvingen op de onroerende zaak in aanmerking genomen dan op grond van goedkoopmansgebruik toelaatbaar is. Hierdoor is er sprake van een afschrijvingsfout waarop de foutenleer van toepassing is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 april 2013 awb 11/4562 Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende in de aan het onderhavige jaar voorafgaande jaren een hoger bedrag aan afschrijvingen op de onroerende zaak in aanmerking genomen dan op grond van goedkoopmansgebruik toelaatbaar is. Hierdoor is er sprake van een afschrijvingsfout waarop de foutenleer van toepassing is.…

Artikel 16, lid 1, AWR, navordering, toerekenen aan de belastingplichtige van kwade trouw van degene die de aangifte voor de belastingplichtige heeft opgesteld.

HR, 23 januari 2009, nr. 07/10942, BNB 209/80, V-N 2009/8.6 (Artikel 16, lid 1, AWR) Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. 3.1.1. De aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar waarop de onderhavige navorderingsaanslag betrekking heeft, is voor belanghebbende opgesteld en ingediend door D, die een administratiekantoor dreef. De Inspecteur…

De aard en wijze van totstandkoming van een voorlopige aanslag brengen met zich dat een inspecteur bij het vaststellen van een definitieve aanslag in beginsel niet is gebonden aan een aan die voorlopige aanslag ten grondslag liggend standpunt.

HR 17 januari 2003, nr. 37463, LJN AF2996, BNB 2003/188 De aard en wijze van totstandkoming van een voorlopige aanslag brengen met zich dat een inspecteur bij het vaststellen van een definitieve aanslag in beginsel niet is gebonden aan een aan die voorlopige aanslag ten grondslag liggend standpunt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.…

Tijdige bekendmaking van de navorderingsaanslag binnen de vijfjaarstermijn is niet aannemelijk gemaakt. Navorderingsaanslag door Rechtbank terecht vernietigd.

Hof ’s Hertogenbosch 7 juni 2013 12/00604 (Art. 16 AWR) 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan. 2.1. Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De ondernemingsactiviteit bestaat…

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende in de aan het onderhavige jaar voorafgaande jaren een hoger bedrag aan afschrijvingen op de onroerende zaak in aanmerking genomen dan op grond van goedkoopmansgebruik toelaatbaar is. Hierdoor is er sprake van een afschrijvingsfout waarop de foutenleer van toepassing is. De ten onrechte in aanmerking genomen afschrijvingslasten over de voorafgaande jaren dienen in beginsel op grond van de foutenleer gecorrigeerd te worden in het onderhavige jaar als laatste openstaande jaar.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 april 2013 awb 11/4562 De inspecteur heeft in het onderhavige jaar met toepassing van de foutenleer ook de te hoge afschrijvingslasten over de jaren 2005 en 2006 gecorrigeerd, die reeds door navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over die jaren zijn gecorrigeerd. Het beroep betreffende de onderhavige aanslag dient daarom gegrond te worden verklaard en het…

Navordering, toerekenen aan de belastingplichtige van kwade trouw van degene die de aangifte voor de belastingplichtige heeft opgesteld.

HR, 23 januari 2009, nr. 07/10942, BNB 209/80, V-N 2009/8.6 (Artikel 16, lid 1, AWR) Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. 3.1.1. De aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar waarop de onderhavige navorderingsaanslag betrekking heeft, is voor belanghebbende opgesteld en ingediend door D, die een administratiekantoor dreef. De Inspecteur…

De aard en wijze van totstandkoming van een voorlopige aanslag brengen met zich dat een inspecteur bij het vaststellen van een definitieve aanslag in beginsel niet is gebonden aan een aan die voorlopige aanslag ten grondslag liggend standpunt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.

HR 17 januari 2003, nr. 37463, LJN AF2996, BNB 2003/188 De aard en wijze van totstandkoming van een voorlopige aanslag brengen met zich dat een inspecteur bij het vaststellen van een definitieve aanslag in beginsel niet is gebonden aan een aan die voorlopige aanslag ten grondslag liggend standpunt. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.…