De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een ambtelijk verzuim. De inspecteur kan namelijk, bij het regelen van een IB-aanslag, volstaan met het raadplegen van het (digitale) dossier van de desbetreffende belastingplichtige.
Datum: 17-02-2017 ECLI: ECLI:NL:HR:2017:249 Editie: 20 februari Instantie:Hoge Raad Nummer: 16/01006 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht ,Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2017/359 Wetsartikelen:Algemene wet inzake rijksbelastingen, 16 , Wet inkomstenbelasting 2001, 3.81
Belanghebbende, X, heeft een stamrecht-bv (B bv). In 2007 wordt X 65 jaar. X laat een pensioenkapitaal aan B bv overdragen. B bv brengt de uitkeringen aan X in 2007 ten laste van de pensioenvoorziening. Er zijn geen uitkeringen ten laste van de stamrechtvoorziening gebracht. In 2012 legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag aan X op over 2007. Hij verhoogt het inkomen van X met de waarde van de stamrechtaanspraak. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur beschikt over een voor navordering noodzakelijk nieuw feit. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet beschikt over een nieuw feit en vernietigt de navorderingsaanslag. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een ambtelijk verzuim. Volgens de Hoge Raad kan de inspecteur, bij het regelen van een IB-aanslag, in het algemeen volstaan met het raadplegen van het (digitale) dossier van de desbetreffende belastingplichtige. De inspecteur hoeft (digitale) dossiers, die zijn aangelegd voor andere belastingplichtigen, of andere belastingen, niet te raadplegen. Dat daarin mogelijkerwijs gegevens kunnen worden aangetroffen die voor het regelen van de bedoelde IB-aanslag van belang zijn, acht de Hoge Raad niet van belang. Volgens de Hoge Raad moet de inspecteur alleen dan overgaan tot een onderzoek buiten het eerstbedoelde (digitale) dossier, als de daarin aanwezige gegevens daartoe redelijkerwijs aanleiding geven. In casu gaven de gegevens uit het IB-dossier volgens de Hoge Raad geen aanleiding voor de inspecteur om het (digitale) VPB-dossier van B bv te raadplegen.
De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Amsterdam om de geschilpunten waaraan Hof Den Haag niet is toegekomen te behandelen.