De Hoge Raad oordeelt dat de ontvanger moet bewijzen dat de heer X bestuurder was en dat zijn inschrijving als bestuurder in het handelsregister in dat kader niet beslissend is.
Datum: 17-02-2017 ECLI: ECLI:NL:HR:2017:248 Editie: 20 februari Instantie:Hoge Raad Nummer: 16/03178 Rubriek: Invordering Uitgavenummer:V-N Vandaag 2017/362 Wetsartikelen: Invorderingswet 1990, 36
Belanghebbende, de heer X, is vanaf 2008 werkloos en krijgt in 2013 een baan aangeboden. X gaat samen met degene die zich voordoet als eigenaar van het bedrijf naar de Kamer van Koophandel. Tot zijn verbazing wordt X daar echter ingeschreven als bestuurder van D Beheer bv. Deze bv is enig aandeelhouder en bestuurder van A bv. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de btw-schuld van A bv. Rechtbank Gelderland stelt de ontvanger in het gelijk. De ontvanger beroept zich terecht op de inschrijving van X in het handelsregister. Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de ontvanger moet bewijzen dat X bestuurder was en dat zijn inschrijving als bestuurder in het handelsregister in dat kader niet beslissend is (zie HR 27 juni 2008, nr. 07/10704, V-N 2008/31.24). De uitspraak van het hof geeft dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van X is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof ‘s-Hertogenbosch. Als na verwijzing komt vast te staan dat X moet worden aangemerkt als bestuurder van D Beheer bv (en dus als middellijk bestuurder van A bv), dan moet vervolgens worden onderzocht wanneer de betalingsonmacht uiterlijk gemeld moest worden en, afhankelijk van het antwoord op die vraag, of X is aan te merken als oud-bestuurder.