Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat X de vergoeding heeft genoten. Een loutere verwijzing naar een werkgeversverklaring is onvoldoende.
Datum: 17-12-2015 ECLI: ECLI:NL:RBZWB:2015:7949 Editie: 18 maart Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer:V-N Vandaag 2016/571 Wetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 3.80
Belanghebbende, X, is werkzaam als directeur van A. In 2007 koopt ze een kantoor/woonpand. Zelf bewoont ze de woning. Het kantoor verhuurt ze aan derden. De aankoop van het pand heeft ze gefinancierd via een lening van de bank. In een werkgeversverklaring is opgenomen dat X een salaris van € 65.000 geniet en daarnaast een ‘vaste vergoeding Curaçao’ van € 35.000. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2008 en 2009, omdat X de vaste vergoeding Curaçao niet heeft opgegeven. X stelt dat ze, vanwege de financiële positie van de bedrijven, de vergoeding niet heeft ontvangen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat X de vaste vergoeding Curaçao heeft genoten. Volgens de rechtbank is een loutere verwijzing naar de werkgeversverklaring daartoe namelijk onvoldoende. De rechtbank acht daarbij van belang dat degene die de werkgeversverklaring heeft ondertekend, heeft verklaard dat X de vergoeding niet heeft genoten. Verder ontkent X dat zij werkzaamheden heeft verricht voor die vergoeding. De rechtbank vermindert de aanslagen.