Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het door de adviseur van X bv gesloten compromis met de inspecteur rechtsgeldig. Er is sprake van de toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Datum: 01-03-2016 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2016:1695 Editie: 17 maart Instantie:Hof Arnhem-Leeuwarden Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht , Fiscaal ondernemingsrecht , Omzetbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2016/555 Wetsartikelen:Algemene wet bestuursrecht, 2:1 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 42 ,Burgerlijk Wetboek Boek 2, 240 , Burgerlijk Wetboek Boek 3, 61

De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van D bv. Enig aandeelhouder van D bv is E. De bestuurders van D bv zijn F (alleen/zelfstandig bevoegd), E (gezamenlijk bevoegd (met andere bestuurders)) en A(alleen/zelfstandig bevoegd). E heeft op 28 augustus 2009 een akte van volmacht en domiciliekeuze opgemaakt en ondertekend, waarin hij G machtigt om als adviseur op te treden van X bv voor onder andere de belastingzaken. Tijdens een eindbespreking met de inspecteur in november 2011 wordt met de adviseur overeengekomen dat over wordt gegaan tot een omzetbelastingcorrectie bij X bv van € 5000 per jaar in de jaren 2006 tot en met 2010. Gevolg zijn de drie naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2010 waartegen X bv uiteindelijk in hoger beroep komt. Volgens X bv is er geen rechtsgeldig compromis met de inspecteur tot stand gekomen. Bovendien valt het sluiten van compromissen volgens X bv niet binnen de reikwijdte van de volmacht.

Net als de rechtbank is Hof Arnhem-Leeuwarden van mening dat E alleen bevoegd was X bv te vertegenwoordigen zodat hij daarom ook bevoegd was om G te machtigen om als adviseur namens X bv op te treden. Volgens het hof is sprake van de toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. X bv heeft door haar gedragingen de schijn bij de inspecteur gewekt dat G bevoegd was haar in het verkeer met de inspecteur te vertegenwoordigen. Er is tussen X bv en de inspecteur een beide partijen bindend rechtsgeldig compromis tot stand is gekomen. Het hoger beroep is ongegrond.

Aantekeningen:

  • Het Hof is van oordeel dat in het onderhavige geval – minst genomen – sprake is van de toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, dat wil zeggen dat belanghebbende door haar gedragingen de schijn bij de Inspecteur heeft gewekt dat de adviseur bevoegd was haar in het verkeer met de Inspecteur te vertegenwoordigen. Hierbij heeft Hof het volgende in aanmerking genomen. De adviseur heeft belanghebbende reeds jarenlang geadviseerd. De adviseur was bij de aanvang van het boekenonderzoek aanwezig en heeft de Inspecteur rondgeleid op het bedrijf van belanghebbende en verder heeft een deel van het boekenonderzoek op het kantoor van de adviseur plaatsgevonden (zie 2.4). Op 4 oktober 2011 heeft een bespreking plaatsgevonden waarbij naast de adviseur ook [E] aanwezig was en op 23 november 2011 heeft de eindbespreking plaatsgevonden tussen de adviseur en de Inspecteur (zie 2.5 en 2.6). Belanghebbende heeft tijdens het boekenonderzoek niet gesteld dat de adviseur niet gemachtigd was om haar te vertegenwoordigen. Dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid ook het sluiten van compromissen bevatte, leidt het Hof af uit de akte van volmacht en domiciliekeuze (zie 2.3) nu deze volmacht dermate ruim is geformuleerd dat het sluiten van compromissen hieronder valt. De brief van 5 december 2011 van de adviseur aan de Inspecteur (zie 2.8) leidt niet tot een ander oordeel omdat uit deze brief redelijkerwijs niet anders kan worden afgeleid dan dat de adviseur het compromis met belanghebbende heeft besproken en namens belanghebbende heeft gereageerd.