Hof Den Bosch is van oordeel dat de betaling door de man van 50% van de rente van de eigenwoningschuld, is aan te merken als een aftrekbare onderhoudsverplichting.
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Belanghebbende, X, en Y leven vanaf mei 2006 duurzaam gescheiden. In 2008 wordt de echtscheiding uitgesproken. Y blijft tot medio 2012 in de echtelijke woning wonen. X is de woonlasten blijven betalen. In zijn aangifte IB 2009 trekt X € 19.544 als partneralimentatie af. De inspecteur weigert de aftrek omdat geen sprake is van een aftrekbare onderhoudsverplichting. Als de rechtbank het daarmee eens, gaat X in hoger beroep.
Hof Den Bosch oordeelt anders. Het hof acht aannemelijk dat in het kader van de echtscheiding en vooruitlopend op een definitieve vaststelling van een alimentatieregeling tussen de voormalige echtgenoten mondeling is overeengekomen, bij wijze van voorlopige voorziening, dat X de woonlasten voorlopig zou blijven voldoen. Het hof grondt dit bewijsoordeel op de tekst van de echtscheidingsbeschikking en de geloofwaardige uitlatingen van de man ter zitting. Uit deze in rechte afdwingbare (mondelinge) overeenkomst en de beschikking moet volgens het hof worden afgeleid dat de helft van de woonlasten uitgaven voor een onderhoudsverplichting is. X en Y zijn nog beiden eigenaar van de woning en beiden schuldenaar van de aan de woning verbonden lasten. Voor de helft betaalt de man daarom een schuld van zijn echtgenote en die betaling in geld wordt aangemerkt als een onderhoudsverplichting. Voor een hogere aftrek, zoals door X gevraagd, is geen plaats. Het hof concludeert dat alimentatiebetalingen voor een bedrag van 12 x € 545 is € 6.040 in aanmerking mogen worden genomen. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond.