De voorzieningenrechter van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur niet gerechtigd is buiten de rechter om zijn informatiebevoegdheden ex. art. 41 en 47 AWR uit te oefenen.
Aan belanghebbende, X, zijn diverse aanslagen met boeten opgelegd in verband met (een) bankrekening(en) bij KB Lux. Als X blijft weigeren openheid van zaken te geven, dreigt de inspecteur, lopende het hoger beroep, een kort geding op te starten bij de civiele rechter. Om dit laatste te voorkomen verzoekt X het hof een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur niet gerechtigd is buiten de rechter om zijn informatiebevoegdheden ex. art. 41 en 47 AWR uit te oefenen. Het verzoek van X tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt ingewilligd voor zover de inspecteur met betrekking tot de in hoger beroep nog in geschil zijnde aanslagen en boeten, X buiten de rechter om dwingt informatie te verstrekken. Voor het overige wijst het hof het verzoek van X af. Daarbij overweegt het hof dat de inspecteur het recht heeft om, hangende het hoger beroep, een civiel kort geding te entameren om X te dwingen om informatie over buitenlandse bankrekeningen te verstrekken.
Verzoeken
Bij de vervulling van zijn taak om ten behoeve van de heffing van belasting aanslagen vast te stellen staan een inspecteur ingevolge artikel 47 AWR zeer ingrijpende dwangmiddelen ten dienste. Wanneer een belastingplichtige (hoger) beroep bij de bestuursrechter in belastingzaken heeft ingesteld tegen hem opgelegde belastingaanslagen, is het een inspecteur evenwel niet toegestaan om gedurende de loop van het rechtsgeding die belastingplichtige, buiten de rechter om, door middel van hantering van het dwangmiddel van de wettelijke informatieverplichting te dwingen aan bewijsvoering te zijnen laste mee te werken. Wanneer de inspecteur in de loop van het rechtsgeding zijn krachtens artikel 47 AWR toekomende bevoegdheden wenst uit te oefenen, dient hij zich daarvoor tot de rechter te wenden (vgl. HR 10 februari 1988, nr. 23 925, BNB 1988/160).
In zoverre belanghebbende – onder verwijzing naar genoemd arrest – stelt dat, nu tegen de in onderdeel 2.1 genoemde belastingaanslagen en boeten over 1994 (incidenteel) hoger beroep is ingesteld bij het Hof, het de Inspecteur niet is toegestaan om via het instellen van een kort geding bij de civiele rechter belanghebbende, onder dreiging van een dwangsom, te dwingen informatie te verstrekken aan de Inspecteur met betrekking tot die belastingaanslagen en boeten, dient die stelling naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden verworpen. Wanneer de Inspecteur een procedure aanhangig maakt bij de civiele rechter kan immers niet worden gezegd dat hij belanghebbende buiten de rechter om dwingt om aan bewijsvoering te zijnen laste mee te werken. Integendeel. De Inspecteur wendt zich nu juist tot een onafhankelijke rechter met zijn vordering om belanghebbende te dwingen om diens wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie na te komen. De omstandigheid dat dit niet de belastingrechter is maar de burgerlijke rechter in een kortgedingprocedure, doet hieraan niet af. Ook de civiele procedure wordt immers beheerst door de algemene beginselen van procesrecht, zodat de gelijkwaardigheid van partijen is gewaarborgd.
Voor zover belanghebbende – onder verwijzing naar de brieven van 30 juni 2014 en 14 november 2014 – stelt dat de Inspecteur in strijd handelt met de door de Hoge Raad in het hiervoor genoemde arrest geformuleerde rechtsregels door hem buiten de rechter om alsnog te dwingen (door gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheden ex artikel 47 en 41 AWR) informatie te verstrekken over de vermeende bankrekening bij de KB-Lux, treft die stelling doel. Het is de Inspecteur met betrekking tot de in onderdeel 2.1 genoemde belastingaanslagen en boeten (1994) die bij het Hof aanhangig zijn niet toegestaan buiten de rechter om gebruik te maken van zijn wettelijke bevoegdheden ex artikel 47 en 41 AWR.
Ten aanzien van de verzoeken van belanghebbende om, kort gezegd, waarborgen te verkrijgen van de Inspecteur met betrekking tot – eventueel – door belanghebbende te verstrekken informatie, heeft het volgende te gelden. Zoals hiervóór in 4.5 is overwogen, is belanghebbende met betrekking tot de hier aan de orde zijnde belastingaanslagen en boeten (1994) niet gehouden om buiten de rechter om informatie aan de Inspecteur te verstrekken. Het is voorts aan de civiele rechter in kort geding om de waarborgen (restricties) in acht te nemen die zijn geformuleerd door de Hoge Raad in zijn arrest van 12 juli 2013, nr. 12/01880, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640. Het is vervolgens aan de kamer van het Hof die de onderhavige zaken in de bodemprocedure zal gaan behandelen om te beoordelen of (eventuele) door belanghebbende onder dwang verstrekte informatie mag worden gebruikt voor de bewijsvoering met betrekking tot de in die procedure aan de orde zijnde belastingaanslagen en boeten. In dit verband is er voor de voorzieningenrechter geen taak. Voor zover de verzoeken van belanghebbende betrekking hebben op jaren die niet aan de orde zijn in de bodemprocedure bij het Hof, is de voorzieningenrechter in belastingzaken niet bevoegd daarover te oordelen wegens het ontbreken van connexiteit.