Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat ofschoon de opbrengsten van houdstermaatschappij X bv en werkmaatschappij A bv samen (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de werkzaamheden van B dit niet betekent dat de afroommethode gehanteerd moet worden met voorbijgaan aan de vergelijkingsmethode.
Datum: 11-11-2014 ECLI: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956 Editie: 28 november Instantie:Rechtbank Noord-Holland Nummer: HAA 14/841 Rubriek: Loonbelasting Wetsartikelen:Wet op de loonbelasting 1964, 12a
Belanghebbende, X bv, is een houdstermaatschappij die alle aandelen houdt van werkmaatschappij A bv waarin een juridisch (advies)bureau wordt geëxploiteerd. De juridische diensten worden (uitsluitend) verricht door B die enig aandeelhouder en werknemer is van X bv. B wordt daartoe door X bv aan A bv ter beschikking gesteld. De omzet van A bv in 2012 bedraagt € 198.052. In geschil is of de inspecteur het loon dat A ontvangt van X bv terecht met toepassing van de afroommethode heeft verhoogd van € 62.503 naar € 109.261.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat ofschoon de opbrengsten van houdstermaatschappij X bv en werkmaatschappij A bv samen (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de werkzaamheden van B dit niet betekent dat de afroommethode gehanteerd moet worden met voorbijgaan aan de vergelijkingsmethode. Dit volgt volgens de rechtbank niet uit HR 17 september 2004, nr. 38.378, BNB 2005/50. Gelet op de omstandigheid dat het door X bv verantwoorde loon hoger is dan het normbedrag (€ 42.000) en de inspecteur erkent dat bij hantering van de vergelijkingsmethode geen sprake is van een loonsom die in belangrijke mate afwijkt van het gebruikelijke loon, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om de inspecteur te volgen in diens berekening. De rechtbank verklaart het beroep van X bv gegrond en vernietigt de naheffingsaanslag loonheffingen.