Rb Roermond, MK, 15 november 2011, nr. 09/01387
(art 8:83 Awb en art 6 EVRM)
Uit jurisprudentie van de HR blijkt dat voor de berechting van de zaak in eerste aanleg geldt dat de rechtbank moet beslissen uiterlijk twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, HR22 april 2005, nr. 37984, V-N 2005/22.6.
In deze termijn van twee jaar is de duur van de bezwaarfase inbegrepen. Over de verdeling van deze termijn heeft de HR zich nog niet uitgesproken. De CrvB heeft dit wel gedaan en geoordeeld dat de behandeling van een bezwaar hooguit een half jaar mag duren en de behandeling van het beroep maximaal anderhalf jaar, Crvb 26 januari 2009, nr. 05/1789 WAO, LJN BH 1009.
Aantekening:
– de Rb noemt HR 22 april 2005, nr. 37984, BNB 2005/337, waarin de HR vuistregels geeft voor de gevolgen die verbonden dienen te worden aan de overschrijding van de redelijke termijn van art. 6 EVRM in boetegeschhillen.
– de arresten van de HR van 10 juni 2011, nr. 09/05112, V-N 2011/31,5, 09/05113, V-N 2011/31,6 en 09/02639, V-N 2011/31,7, betrekt de rb niet in haar overwegingen. In deze arresten verlaat de HR het standpunt dat overschrijding van de redelijke termijn geen gevolgen heeft voor belastinggeschillen. Wat betreft de vraag of de redelijke termijn is overschreden, slaat de HR in de arresten van 10 juni 2011 een bruggetje naar BNB 2005/337: de redelijke termijn is voor de eerste fase van de procesgang, die eindigt met de beslissing op het beroep in eerste aanleg, twee jaar. De termijn begint, anders dan in boetegeschillen, in beginsel op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt.
– ook de invulling van de aan de termijnoverschrijding te verbinden gevolgen is in belastinggeschillen anders dan in boetegeschillen. Indien in een belastinggeschil de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.