Hof’s-Gravenhage, MK I, 11 oktober 2011, BK-10/00714
(art. 8:75 Awb; art. 1 Besluit Proceskosten Bestuursrecht)
X maakt bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn woning. Als de heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel zijn bezwaar afwijst, stelt hij beroep in bij Rechtbank Rotterdam. De procedure wordt door hemzelf gevoerd. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond, maar besluit desondanks een proceskostenvergoeding toe te kennen van € 644, dit vanwege de vele onduidelijkheden in de uitspraak op bezwaar.Hof ‘s-Gravenhage oordeelt dat de rechtbank de heffingsambtenaar ten onrechte heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft X een proceskostenvergoeding toegekend vanwege de handelwijze van de heffingsambtenaar. Bij de berekening van de hoogte van de vergoeding heeft de rechtbank klaarblijkelijk aansluiting gezocht bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand. Nu gesteld noch gebleken is dat aan X beroepsmatig rechtsbijstand is verleend, is de proceskostenvergoeding onterecht, aldus het hof. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond en vernietigt de rechtbankuitspraak voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding.