Hof Den Bosch, MK I, 18 juni 2010, nr 0800726
(art 67d Awr)
Boete bij naheffignsaasnlag BTW vervalt omdat X BV geen opzet kan worden verweten, art 67d Awr.
– de inspecteur verwijt belanghebbende niet opzettelijk het verschuldigde bedrag aan materieel verschuldigde BTW niet in de aangifte over het
jaar 2003 te hebben begrepen. Wel verwijt de inspecteur belanghebbende dit bedrag opzettelijk niet uiterlijk op 31 januari 2004 (art 19, lid 1 Awr)
respectievelijk nadien niet alsnog na kennisneming van de (concept) jaarrekening over het jaar 2003 op suppletieaangfite te hebben betaald.
Subsidiair stelt de inspecteur in dit verband grove schuld aan de zijde van de belanghebbende. Daartoe heeft de inspecteur geen gronden
aangevoerd, zodat het Hof uitsluitend ingaat op opzet.
– als gronden voor opzet aan de zijde van belanghebbende heeft de inspecteur aangevoerd dat het bedrag aan materieel verschuldigde BTW
meet bedraagt dan 50% van het bedrag aan BTW dat belanghebbende over het jaar 2003 op aangifte heeft voldaan (besluit Staatssecretaris v F
18 december 2001, nr. DGB 2001/1694). De inspecteur is voorts van mening dat aannemelijk is dat belanghebbende kennis had van het
verschuldigde belastingbedrag omdat het (nog steeds) is vermeld in de (concept) jaarstukken over de jaren 2003 en 2004.
– aangaande het verwijt dat belanghebbende het verschuldigde bedrag nadien niet alsnog, na kennisneming van de (concept) jaarrekening over
het jaar 2003 heeft betaald, overweegt het Hof als volgt:
– alhoewel het wettelijk systeem van heffing dmv voldoening op aangifte een betaling bovenop het bedrag van de aangifte niet uitsluit, HR
22 februari 1984, nrs. 21979 en 22838, BNB 1984/233 en BNB 1984/234), volgt uit dit systeem niet dat belanghebbende tot een dergelijke betaling
verplicht is, zoals de inspecteur stelt. Evenmin volgt uit het wettelijk systeem dat belanghebbende buiten de regeuliere aangifte gehouden is, of
zelfs de mogelijkheid heeft, een suppletieaangifte te doen (o.a. hof Den Bosch 21 november 2007, nr. 06/00325 en 15 april 2008, nr 06/00462).
– tevens heeft de belastingdienst zich wel eens op het standpunt gesteld dat het op een suppletieaangifte betaalde bedrag niet geldt als een
voldoening van de belastingschuld (HR 22 februari 1984, nrs 22979 en 22838, BNB 1984/233 en BNB 1984/234, en HR 4 december 1985, nr 22855,
BNB 1986/159)
– verder heeft de Staatssecretaris van F in antwoord op kamervragen gesteld dat ingeval een belastingplichtige te weinig belasting op aangifte
heeft betaald alleen een naheffingsaasnlag de mogelijkheid biedt om de juiste belasting te betalen (brief van 23 april 2007, nr DGB2007-1221,
Kamerstukken II 2006/2007, aanhangsel 1325, V-N 2007/21.4).
– uit bovenstaande blijkt dat belanghebbende niet evrweten kan worden dat verschuldigde bedrag niet alsnog betaald te hebben en
kennisneming van de (concept)jaarrekening 2003.
– bovendien heeft belanghebbende de inspecteur alle informatie verstrekt mbt materieel verschuldigde belasting. Dit bedrag is vermeld in de
jaarcijfers en tevens is een suppltie ingediend. Van het opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekken of juiste informatie evrzwijgen als bedoeld
in bovenstaand besluit van ST v F is geen sprake.
Aantekeningen:
– de omvang van de belastingschuld slechts een vermoeden van opzet oplevert. Niet de opzet na de opmaak van de jaarstukken is relevant, maar
de opzet tav het onjuist afdragen direct na afloop van het tijdvak. Dat de belastingplichtige in dit geval in 2005 wist dat over het jaar 2003 te
weinig belasting was voldaan, makt nog niet dat de belanghebbende dat ook al op 31 januari 2004 wist. Wil een beschikking waarbij een
vergrijpboete is opgelegd, stand houden, dan moet de inspecteur bewijs leveren voor de door hem aan belanghebbende verweten graad van
verwijtbaarheid. De inspecteur zal daarvoor ten minste aannemelijk moeten maken dat de belanghebbende al ten tijde van het doen van de
aangifte over het tijdvak bekend was met de belastingschuld. Zonder enigerlei vastlegging of verklaring door of namens de belanghebbende is
dat een zware opgave.