HR, 13 mei 2011, nr. 0905143
(art 27e Awr, 47, 67e en 67j Awr)
Met verwijzing naar HR 15 april 2011, nr. 09/05192, V-N 2011/20.4: hierin heeft de HR overwogen dat aan X geen boete opgelegd kon worden voor
een beboetbaar feit waarvan het bewijs ontbreekt dat hij dit heeft gepleegd. De omstandigheid dat X heeft geweigerd de door de inspecteur
gevraagde inzage te verschaffen, levert als zodanig geen bewijs op van een beboetbaar feit, bestaande in het over een bepaald jaar niet
aangeven van bepaalde inkomsten of vermogensbestanddelen, en heeft ook geen invloed op de bewijslastverdeling. Het gevolg dat art 27 e Awr
verbindt aan het verzaken van de inzageplicht, houdt niet in dat X moet bewijzen dat hij geen beboetbaar feit heeft begaan. Een andere
opvatting zou ook niet verenigbaar zijn met het door art 6 EVRM gewaarborgde vermoeden van schuld.
Aantekeningen:
– ogv jurisprudentie kan van een belastingplichtige niet worden verlangd dat hij gegevens of inlichtingen verstrekt of bescheiden overlegt die hij niet meer heeft of kent en waarover hij niet meer kan beschikken. Dit uitgangspunt geldt niet voor gegevens waarover hij weliswaar niet, of niet meer, beschikt, maar met een redelijkerwijs van hem te verlangeninspanning wel de beschikking over kan krijgen.
– feteris (formeel belastingrecht): onder omstandigheden kan de inspecteur verlangen dat de belastingplichtige informatie opvraagt bij derden.
Een verplichting van een uitgebreide recherche door de belastingplichtige is uitgesloten.