HR, 13 februari 2009, nr. 0712891

 

HR: als belanghebbende zich laat bijstaan door een deskundig adviseur, zij niet verplicht is om zich in de regeling te verdiepen. Belanghebbende
kan geen grove schuld worden verweten ter zake van het niet-betalen op de enkele grond dat zij aan haar toegezonden stukken doorzendt naar
haar deskundige adviseur zonder daarvan zelf kennis te nemen. Met HR 1 december 2006, nr. 40518 en 40369, BNB 2007/151 is de HR een nieuwe
koers gaan volgen: voor de fiscale vergrijpboeten de mogelijkheid van het toerekenen van opzet of grove schuld van anderen dan de
belanghebbende aan debelanghebbende is uitgesloten, met als argument dat een dergelijke toerekening strijdig zou zijn met art 6 EVRM.
Opzet of grove schuld adviseur kan samengaan met opzet of grove schuld belanghebbende. In dit verband kan van belang zijn of de
belastingplichtige de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de keuze van zijn adviseur en bij de samenwerking
met die adviseur.
Wat in dit opzicht redelijkerwijs van de belastingplichtige kan worden gevergd, zal van geval tot geval sterk verschillen.
In dit arrest geeft de HR een belangrijke uitleg aan het begrip “wat in dit opzicht redelijkerwijs van de belastingplichtige kan worden gevergd”:
van een belastingplichtige ondernemer kanin het algemeen niet worden verwacht dat deze over een zodanige kennis van het fiscale recht
beschikt, dat hij in staat is voor alle middelen op adequate wijze aan zijn fiscale verplichtigen te voldoen. Van een belastingplichtige kan in het
algemeen redelijkerwijs niet meer worden verwacht dan dat hij zivh er van gewist een bekwaam adviseur in te schakelen, een adviseur aan
wiens behoorlijke taakuitoefening hij in redelijkheid niet hoeft te twijfelen. Ook moet de belastingplichtige zijn adviseur op de hoogte stellen
van alle van belang zijnde feitelijke gegevens die de adviseur nodig heeft voor het opstellen van een aangifte. Als hij in zijn keuze van zijn fiscaal
adviseur zorgvuldig is geweest, mag hij erop vertrouwen dat degene die zijn fiscale belangen behartigt zijn werk naar behoren doet en mag hij
afgaan op de fiscale aanvaardbaarheid en de stiptheid van een door een voldoende gekwalificeerde derde voor hem verzorgde aangfite.