Hof Amsterdam, MK III, 25 maart 2009, nr. 0700905

 

Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende uitsluitend bezwaar beoogde te maken tegen de boete en dat er dus geen bezwaar is gemaakt
tegen de navorderingsaanslag.
Aangezien volgens recente jurisprudentie eventuele opzet van de gemachtigde niet kan worden toegerekend aan belanghebbende, moet de
boete vervallen. aantek: art 24a, lid 2, Awr bevat een bijzondere regeling dat bepaalt dat, indien de bedragen van een belastingaanslag en van
een voor bezwaar vatbare beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd op 1 aanslagbiljet zijn vermeld, een bezwaarschrift tegen
de belastingaanslag geacht wordt mede te zijn gericht tegen de boete,tenzij uit het bezwaarschrift het tegendeel blijkt.
In art. 26b en 27h, lid 4, Awr is op het beroep, respectievelijk hoger beroep o.m. art 24a, lid 2, Awr van overeenkomstige toepassing verklaard.
Een gevolg is dat de belanghebbende een boete ook voor het eerst in beroep en zelfs voor het eerst in hoger beroep expliciet ter discussie
kan stellen.