Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is op een situatie als de onderhavige waarin een ondernemer zijn in Nederland behaalde verzwegen omzet naar een buitenlandse bankrekening overboekt.
Datum: 22-02-2017 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2017:521 Editie: 10 maart Instantie:Hof Den Haag Nummer: BK-16/00345 en BK-16/00346 Rubriek:Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2017/527 Wetsartikelen:Algemene wet inzake rijksbelastingen, 16-4
Belanghebbende, X, drijft samen met zijn echtgenote een ijssalon. Op 4 november 2005 storten zij € 60.000 op een Luxemburgse bankrekening. X is samen met zijn echtgenote rekeninghouder van verschillende Luxemburgse bankrekeningen. Zij hebben deze bankrekeningen niet opgegeven. In 2014 sturen X en zijn echtgenote in een inkeerverklaring in voor deze bankrekeningen. Zij sluiten met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst over de fiscale afwikkeling. Onderdeel hiervan is een correctie van het box-1-inkomen van X en zijn echtgenote van elk € 30.000 in verband met de kasstorting uit 2005. In de vaststellingsovereenkomst hebben X en zijn echtgenote wel het voorbehoud gemaakt om deze correctie te bestrijden met het argument dat de verlengde navorderingstermijn hier niet geldt.
Hof Den Haag oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is op een situatie als onderhavige waarin een ondernemer zijn in Nederland behaalde verzwegen omzet naar een buitenlandse bankrekening overboekt. De wetgever heeft met het in art. 16 lid 4 AWR gehanteerde begrip “in het buitenland is opgekomen” niet slechts het oog gehad op inkomsten die in het buitenland zijn verkregen. Hij heeft tevens de bedoeling gehad het object van de navordering uit te breiden in die zin dat naast de tegoeden op de buitenlandse bankrekening en de daaruit genoten inkomsten tevens onder de verlengde navorderingstermijn kunnen vallen de in Nederland verkregen inkomsten waarmee de tegoeden op de buitenlandse rekening worden gevoed. Dit gaat evenwel niet zo ver dat in Nederland verdiende inkomsten waarop de fiscus met gebruik van de hem toekomende controlemiddelen binnen de gewone navorderingstermijn zicht had kunnen krijgen maar, doordat hij deze controlemiddelen niet heeft gebruikt, geen zicht heeft gekregen, onder de verlengde navorderingstermijn van art. 16 lid 4 AWR vallen om de enkele reden dat zij door de storting op een buitenlandse bankrekening aan de fiscus bekend zijn geworden. De navorderingsaanslag wordt verminderd.