De Hoge Raad oordeelt dat de heer X in vergelijking met de op grond van de aangifte verschuldigde belasting € 2101 (19%) meer is verschuldigd. Dit is niet alleen verhoudingsgewijs, maar ook op zichzelf beschouwd aanzienlijk.
Datum: 24-04-2015 ECLI: ECLI:NL:HR:2015:1083 Editie: 28 april Instantie: Hoge RaadNummer: 14/04104 Rubriek: Inkomstenbelasting
Bij de heer X is begin 2009 een hennepkwekerij met 254 planten aangetroffen. In geschil is primair de IB-navorderingsaanslag over 2008. De inspecteur stelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd wegens het door X niet doen van de vereiste aangifte. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt dat de bewijslast ten onrechte is omgekeerd en verzwaard. X stelt namelijk dat hij slechts één keer heeft geoogst en dat de opbrengst niet hoger was dan € 5.000. Gelet op dit bedrag, afgezet tegen de looninkomsten van € 33.552, maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de op basis van de aangifte verschuldigde belasting, zowel relatief als absoluut beschouwd, aanzienlijk lager is dan de daadwerkelijk verschuldigde belasting. Van het niet doen van de vereiste aangifte is daarom geen sprake. De correctie moet worden verminderd naar € 5.000. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat X in vergelijking met de op grond van de aangifte verschuldigde belasting € 2101 (19%) meer is verschuldigd. Dit is niet alleen verhoudingsgewijs, maar ook op zichzelf beschouwd aanzienlijk (zie HR 30 oktober 2009, nr. 07/10513, V-N 2009/53.6). Het beroep van de Staatssecretaris is dus gegrond. De zaak wordt verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.