Rechtbank Den Haag, MK, 15 augustus 2008, nr. AWB 0664 t/m 71 en AWB 06786 t/m 7

(art 25, 27e en 52 Awr)

 

Bevindingen controlerend ambtenaar:
– geen kassaregister
– notering dagelijkse omzet op briefjes. Aan het einde van de dag worden de briefjes opgeteld.
– contante uitgaven worden eveneens op de omzetbriefjes vermeld
– de briefjes met de totaaltelling van de omzet bevatten geen uitsplitsing van de ontvangsten naat soort van de prestatie (drank, maaltijden,
pension, automaten) belanghebbende heeft verklaard dat het voorkomt dat prive-opnamen of kleine kasbetalingen (zonder factuur) zonder dat
pension, automaten)
– geen kascontrole
– data van boekingen van kastransacties zijn onjuist
De inspecteur maakt vervolgens een theoretische omzetberekening.

Rechtbank:
– inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vereiste aangifte niet is gedaan, 27e Awr waardoor in principe geen omkering bewijslast
ex art 52 Awr.
– meer in bijzonder heeft inspcteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende bewust inkomensbestanddelen niet of tot een substantieel
te laag bedrag in haar aangiften heeft vermeld.Daarvoor is niet voldoende dat er een verschil is tussen de theoretische omzetberekening van de
inspecteur en de daadwerkelijk verantwoorde omzet.
– alleen omkering en verzwaring bewijslast als de administratie dusdanig ernstige tekortkomingen vertoont dat zij een onvoldoende
betrouwbare basis is voor de vaststelling van de in een bepaald jaar te belasten wuo. Van zodanige ernstige tekortkomingen is doorgaans slechts
sprake in situaties waarin zich de volgende omstandigheden voordoen:
a. het brutowinstpercentage wijkt in betekende mate af van het brutowinstpercentage dat gebruikelijk is in de branche waartoe de
onderneming behoort
b. Er kleven wezenlijke gebreken aan de administratie
c. een vermogensvergelijking resulteert in een negatief of onverklaarbaar laag netto-privecijfer.
In het algemeen is voor het onvoldoende betrouwbaar achten van de administratie vereist dat zich tenminste twee van deze tekortkomingen
voordoen. De gebreken in de administratie zijn niet zodanig wezenlijk dat op grond daarvan in het onderhavige geval kan worden geoordeeld dat
eisers niet aan hun administratieplicht hebben voldaan. Daarbij neemt de rechtbank naast de aard van de onderneming in aanmerking dat van
negatieve kassaldi’s of substantiele onttrekkingen niet is gebleken. Voorts acht de rechtbank van belang dat de inspecteur voor bedrijfsbezoek
langs is geweest. Zij had afspraken kunnen maken over de administratie. Dit is niet gebeurd. Verweerder heeft geen vermogensvergelijking
overgelegd die resulteert in een negatief of ongebruikelijk laag prive-cijfer.
Brutowinstpercentage:
– schenkverlies en breuk
– weggevers
– wanbetalers
– vergeten af te reken bij grote drukte
– verlies wegens beperkte houdbaarheid
Brutowinstpercentage rechtbank:
– fiscus heeft aangetoond dat de door hem bij zijn theoretische omzetberekeningen gehanteerde bruto-winstpercentages niet te hoog zijn.
fiscus heeft deze percentages gebasseerd op door eisers opgegeven inkopen, door eisers gehanteerde prijslijsten en het overleg met de
toenmalige adviseur. De brutowinstpercentages berusten dus niet opschattingen of vergelijkingen, maar op aan de administratie ontleende
gegevens en zijn bovendien bevestigd door een deskundige derde die op de hoogte was van het reilen en zeilen van de onderneming. Het geen
eisers daartegenover hebben gesteld is onvoldoende om de aannemelijkheid van de door verweerder gebruikte brutowinstpercentage te
weerleggen. Eisers hebben hunstelling dat de brutowinstpercentages aanzienlijk lager zijn dan die welke verweerder hanteert niet met
schriftelijk of ander bewijs gestaafd. Een enkele verklaring is niet voldoende.

Aantekening:
De geconstateerde tekortkomingen van de aangifte moeten voldoende ernstig zijn om omkering van bewijslast te rechtvaardigen. Dwz, dat de
tekortkoningen in de aangifte zodanig moeten zijn, dat de inspecteur daardoor onvoldoende in staat is de evrschuldigde belasting en de
grondslag daarvan vast te stellenHR 26 september 1923, B. nr. 3267. Of daarvan sprake is, hangt vooral af van de vraag of de belastingplichtige
bewust een tekortschietende aangifte heeft gedaan en voorts of de fout een aanzienlijk bedrag betreft HR 19 november 1930, B. nr 4848,
HR 28 maart 1979, BNB 1979/169 en HR 26 juni 10935, B. nr. 5891).
Boete:
1.de inspecteur is binnen de grenzen van de wet, de algemene rechtsbeginselen en het beleid (bbbb) gebleven?
2. is de boete passend en geboden?
3. overschrijding redelijke termijn?