Hof Arnhem, 28-08-2012 , LJ-nummer:11/00833
Belanghebbende, X, leent in 2004 € 35.000 van een bank om dat bedragh door te lenen aan zijn werkgever, Y, die een betalingsachterstand bij de Belastingdienst heeft. Als Y in 2007 failliet gaat heeft X een vordering op zijn werkgever van € 32.200 waarvan € 31.000 als hoofdsom en € 1.200 aan rente. X brengt het verlies op de lening aan zijn werkgever als negatief inkomen in mindering op zijn inkomen. De inspecteur is het daarmee niet eens en ziet zich daarin gesteund door rechtbank Arnhem die oordeelt dat het gaat om niet-aftrekbare beroepskosten.Hof Arnhem oordeelt anders. Het hof stelt vast dat er sprake is van een onzakelijke (werknemers)lening, omdat Y in 2004 bij geen enkele reguliere geldverstrekker nog een lening kon opnemen en X van Y geen enkele zekerheid heeft bedongen. Volgens het hof behoort het verlies van X uit de (werknemers)lening niet tot de kosten die zijn gemaakt ter verwerving, inning en behoud van het loon, omdat dit verlies geen uitgave is, waartegenover X een tegenprestatie ontvangt die hij aanwendt in het kader van de dienstbetrekking. Door het verlies op de lening is X bovendien in het kader van zijn dienstbetrekking verarmd. Het hof beoordeelt het verlies van X als negatief loon dat in 2007 aftrekbaar is omdat toen de omvang van het verlies min of meer vaststond. Het hof oordeelt verder dat de rente geen negatief loon is, omdat onder negatief loon niet het niet genieten van inkomsten valt. Daaraan doet niet af dat het in dit geval gaat om inkomsten uit sparen en beleggen die op forfaitaire wijze worden belast. Het hof oordeelt dat X in 2007 € 31.000 negatief loon heeft genoten en verklaart het hoger beroep van X gegrond.