Hof Amsterdam, MK III, 11 februari 2009, nr. 07/00157,158,159,160,161

(art 52 Awr)

 

Feiten:
– aan het einde van de dag wordt de taxameter op nul gezet
– de taxameter wordt gebruikt voor de ritten met klanten, zgn ‘produktieve ritten’
-de overige kilometers, de zgn ‘niet-productieve ritten’, werden op de rittenkaart op als 1 totaal zonder specificatie.
– er werd geen print van de gegevens van de taxameter gemaakt
– het totaal van de op een dag gereden niet-productieve kilometers slechts is te herleiden als het verschil tussen het totaal aantal gereden
kilometers en het totaal aantal ‘kilometers-bezet’op de rittenkaart van die dag
– het zal zeker zo zijn dat er sprake is van ritten naar de garage, naar de wisselplaats, naar de accountant, dat ieder der vennoten daarnaast nog
een eigen auto in prive heeft gehad,echter, het Hof acht dit niet genoeg om geen prive-gebruik in aanmerking te nemen, mede doordat de door belanghebbenden gevoerde administratie ongeschikt is om het art. 3.20 vereiste bewijs te leveren.
– mbt de vraag of en in welke mate de taxi in prive is gebruikt geldt voor de heffing van omzetbelasting als uitgangspunt dat de bewijslast ter zake
daarvan op de inspecteur rust. Hij dient derhalve aannemelijk te maken dat sprake is van prive-gebruik van de taxi, HR 24 augustus 1999, nr. 34608, BNB 1999/384
– de omstandigheid dat belanghebbende niet op de voet van art 3.20 heeft kunnen doen blijken dat de taxi niet meer dan 1000 kilometer voor
prive-doeleinden is gebruikt houdt op zichzelf en zonder meer nog niet in dat ook voor de heffing van omzetbelasting moet worden uitgegaan van prive-gebruik van de taxi.
Dat daadwerkelijk, in meer dan verwaarloosbare mate, van prive-gebruik sprake is, heeft de inspecteur niet althans onvoldoende aannemelijk gemaakt. De inspecteur heeft bijvoorbeeld slechts 1 concreet geval van prive-gebruik heeft gesteld.
– belanghebbende heeft zich beroepen op bij hem gewekt vertrouwen dat zijn wijze van administreren aanvaardbaar was. Hij heeft in dat verband o.m. een beroep gedaan op uit 1997 en 2000 daterende informatiebrieven van de Belastingdienst.
Wel omkering bewijslast echter vertrouwensbeginsel gaat boven omkering.