Hof A’dam, MK II, 3 maart 2011, nr. P08/00179

(Art. 16 Awr)

Van kwade trouw is sprake indien een belastingplichtige tav het feit dat aanleiding is tot navordering, de inspecteur opzettelijk de juiste
inlichtingen heeft onthouden of opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Onder opzet wordt daarbij mede begrepen voorwaardelijke
opzet(HR 14 juni 2000, nr. 35263, BNB 2000/299). Indien belanghebbende door de inspecteur de juiste inlichtingen te onthouden zich willens en
wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn box III vermogen tot een te laag bedrag in de primitieve aanslag zou worden
begrepen, is hij te kwader trouw in de zin van art. 16, eerste lid, Awr. verstrekt. Onder opzet wordt daarbij mede begrepen voorwaardelijke opzet
(HR 14 juni 2000, nr. 35263, BNB 2000/299). Uit het arrest HR 29 februari 2008, nr. 43274, LJN BC5346, BNB 2008/156, volgt dat voor het aannemen
van voorwaardelijke opzet niet alleen is vereist dat belanghebbende ttv het doen van de aangifte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat
daardoor te weinig belasting zou worden geheven, doch ook dat hij die kans toen bewust heeft aanvaard (oop de koop toe heeft genomen).
Ter staving van zijn stelling Dt sprake is van voorwaardelijk opzet voert de inspecteur drie argumenten aan:
– belanghebbende is financieel onderlegd en is goed in staat de waarde vn zijn bezittingen te bepalen en daarvan aangifte te doen
– doordat een aantal vragen in het aangiftebiljet niet zijn ingevuld en doordat bijlgen zijn meegestuurd heeft de belanghebbende in
strijd gehandeld met art 8Awr, dat de aangifte duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moet worden ingevuld
– het aangiftegedrag van de belastingplichtige is zo dat in de afgelopen jaren de belastingplichtige de aangifte zodanig heeft ingevuld
als het desbetreffende jaar.