Conclusies A-G Ijzerman inzake beroep in cassatie van de MvF

(art. 7:15 en 8:765 Awb)

Conclusies A-G Ijzerman inzake beroep in cassatie van de MvF:
-Hof Den Haag, 16 maart 2010, nr. BK-09/00538, LJN BM 1730 (nr. 10/01743)
-Hof Den Haag, 16 maart 2010, nr. BK-09/00161, V-N 2010.24.4 (nr. 10/01744)
– Hof Den Bosch, 10 juni 2010, nr. 09/00102, LJN BN3972 (nr. 10/03010 en 09/00119), LJN BN3973 (nr. 10/03014)
– Hof Den Haag, 28 april 2010, nr. BK-09/00710, LJN BM4230 (nr. 10/02316).
In hoeverre vergt het zorgvuldigheidsbeginsel dat het opleggen van een VA niet alleen wordt gebaseerd op de bij de inspecteur bekende gegevens over het voorafgaande jaar, maar ook op gegevens die betrekking hebben op eerdere jaren.
Is de inspecteur gehouden tot vergoeding van de kosten die een belanghebbende ivm de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
In 4 van de 5 zaken heeft de inspecteur de va gebaseerd op een inkomen uit AB dat incidenteel was genoten in 2007. In de 5e zaak is de VA mede gebaseerd op een incidentele uitkering van het UWV.
– art 7:15, lid 2, Awb: aan bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid: de kernpunt bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het handelen c.q. nalaten van de inspecteur is of deze geacht kan worden jegens belanghebbende zorgvuldig te hebben gehandeld bij de oplegging van een bepaalde belastingaanslag.
– een onvoldoende en daarmee onzorgvuldig te achten voorbereiding van het besluit tot oplegging van een belastingaanslag is onrechtmatig jegens de belanghebbende.
– van een bestuursorgaan wordt immers verwacht dat het bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. In dat kader mag van een bestuursorgaan worden verwacht dat voorafgaand aan zijn besluit een redelijke mate van actieve kennisvergaring wordt betracht.
– van de inspecteur wordt verlangd dat hij de in een aangifte voorkomende gegevens vergelijkt met informatie die hij reeds ter beschikking heeft alvorens een aanslag op te leggen.
– het vereiste van een individuele onderzoeksplicht ontbreekt niet bij de voorbereiding van een VA.
– bij de bepaling van de mate van onderzoeksplicht kan worden meegewogen dat bij de oplegging van een VA nog niet de mate van zorgvuldigheid mag worden verlangd als bij de latere oplegging van een (gewone, definitieve) aanslag over het desbetreffende jaar.
– om die reden is het mogelijk dat de inspecteur gegevens van meerdere voorgaande jaren bij zijn besluit moet betrekken.
– de schadeplichtigheid kan bij bezwaar wel achterwege blijven als het slechts gaat om bepaalde formele fouten en motiveringsgebreken, dus niet om inhoudelijke fouten die aan het bestuursorgaan te wijten zijn.
– in de toelichting op het cassatiemidel is vermeld:’het opleggen van (automatische) VA’s verzet zich tegen individuele beoordeling en zou leiden tot grote ondoelmatigheid tov de huidige werkwijze. De A-G merkt op dat het hier gaat om een toetsing op doelmatigheid, maar op inhoudelijke en procedurele toetsing van de opgelegde VA’s aan het zorgvuldigheidsbeginsel. Indien een inspecteur ervoor heeft gekozen om VA’s geautomatiseerd te regelen, zonder individueel onderzoek, meent de A-G dat daardoor ontstane onvolledigheden en gebreken in de va-oplegging voor zijn rekening dienen te blijven.

Aantekening:
– in art 7:15, lid 2, Awb wordt de onrechtmatigheid van overheidshandelen vrij snel aangenomen. Uit de jurisprudentie blijkt dat een aanslag die is opgelegd ism de wet, onrechtmatig is te achten. Dit komt voor rekening van het bestuursorgaan, zelfs wanneer dit lichaam geen enkel verwijt treft,
– HR 12 juni 1992, nr. 14743, NJ 1993, 113
– HR 1 juli 1993, nr. 15137, NJ 1995, 150
– HR 20 februari 1998, nr. 16474, BNB 1998/207