HR, 13 april 2007, nr.41235, BNB 2007/260

Art. 8:75 Awb. Art. 2, lid 3, Besluit proceskosten bestuursrecht.

r.o. 3.3.1. Het middel richt zich tegen ‘s Hofs hiervoor in 3.2.1 vermelde oordeel met het betoog dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een grond als hiervoor in 3.2.1 bedoeld niet van belang is of de Inspecteur wist dat zijn standpunt in een daartegen ingestelde procedure geen stand zou houden. Volgens het middel is daarvoor voldoende dat de Inspecteur dit objectief bezien had kunnen weten.

r.o. 3.3.2. In het arrest BNB 2007/260 is geoordeeld dat voor toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit grond bestaat indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden.

In het door het middel bestreden oordeel ligt besloten dat de navorderingsaanslagen louter het gevolg zijn van een vergissing van administratieve aard en dat zij zonder die vergissing niet zouden zijn opgelegd. In een dergelijk geval kan de Inspecteur niet zonder meer een verwijt als hiervoor bedoeld worden gemaakt. Het middel faalt derhalve.