Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur in de bezwaarfase een informatiebeschikking kan nemen, ook als hij reeds voorafgaand aan de aanslagregeling informatie heeft opgevraagd zonder ter zake van het niet-voldoen aan die informatieverplichting een informatiebeschikking te hebben genomen.
Datum: 03-02-2017 ECLI: ECLI:NL:HR:2017:132 Editie: 17 februari Instantie:Hoge Raad Nummer: 16/04116 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer:V-N Vandaag 2017/336 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 47 ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a
Bij belanghebbende, de heer X, en zijn partner wordt in 2009 een huiszoeking gedaan. Hierbij is veel contant geld aangetroffen. Tijdens het strafrechtelijke onderzoek geeft X toe in dure horloges, boten en auto’s te hebben gehandeld en dat hij die (legale) inkomsten had moeten opgeven. X is inmiddels onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld voor witwassen, afpersing en verboden wapenbezit. De inspecteur legt een IB-aanslag over 2008 op. In geschil is of terecht pas in de bezwaarfase een informatiebeschikking (art. 52a AWR) voor dat jaar is afgegeven. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant kon de inspecteur deze beschikking nog wel nemen, maar heeft hij zijn rechten verspeeld door eerder niet adequaat op te treden. Voordat de aanslag werd opgelegd, had de inspecteur namelijk ook al min of meer dezelfde vragen gesteld, die volgens de inspecteur toen ook al niet goed waren beantwoord. De informatiebeschikking wordt daarom vernietigd. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof ‘s-Hertogenbosch (MK I, 30 juni 2016, 14/01008, V-N Vandaag 2016/2632) oordeelt dat de inspecteur in de bezwaarfase een informatiebeschikking kan nemen, ook als hij reeds voorafgaand aan de aanslagregeling informatie heeft opgevraagd zonder ter zake van het niet-voldoen aan die informatieverplichting een informatiebeschikking te hebben genomen (zie HR 2 oktober 2015, nr. 14/06080, V-N 2015/50.6). Dit laat onverlet dat het nemen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase onder omstandigheden in strijd kan zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zie r.o. 2.4.3 van het arrest). Het doet er niet toe dat de vragen in de bezwaarfase qua strekking overeen zouden komen met die in de aanslagregelende fase, hetgeen in casu overigens niet het geval is. In de bezwaarfase moet namelijk een volledige heroverweging plaatsvinden die de behandelend ambtenaar kan doen besluiten om (nogmaals) vragen te stellen. De informatiebeschikking is dus niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).