Rechtbank Den Haag handhaaft de aan X opgelegde ambtshalve aanslagen IB/PVV en Zvw omdat X niet heeft aangetoond dat deze aanslagen op een onredelijke schatting berusten.
Datum: 24-11-2016 ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2016:16621 Editie: 20 januari Instantie:Rechtbank Den Haag Nummer: AWB – 16 _ 3835 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)rechtUitgavenummer: V-N Vandaag 2017/114 Wetsartikelen:Algemene wet inzake rijksbelastingen, 27e , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 67a ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 8
X is op of omstreeks 28 februari 2013 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw voor het belastingjaar 2012. Ondanks een herinnering en aanmaning heeft X geen aangifte ingediend. De inspecteur legt vervolgens ambtshalve aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2012 op. Bij de aanslag IB/PVV wordt een verzuimboete opgelegd van € 984. Het bezwaar van X tegen deze aanslagen wordt ongegrond verklaard. X komt in beroep.
Volgens Rechtbank Den Haag staat vast dat X geen aangifte heeft gedaan voor de IB/PVV en Zvw voor het jaar 2012. Dit ondanks het feit dat de inspecteur X meermalen in de gelegenheid heeft gesteld om aangifte te doen. X heeft dus niet de vereiste aangifte gedaan. Het ligt dan op de weg van X om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. De rechtbank beslist dat X daarin niet is geslaagd. X heeft slechts gesteld dat de aanslagen te hoog en willekeurig zijn vastgesteld maar heeft dit niet nader gemotiveerd en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. De aanslagen berusten op een redelijke schatting. De verzuimboete bij de aanslag IB/PVV is, gelet op het feit dat het een derde verzuim betreft, passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond.
Aantekeningen
Beoordeling van het geschil
14. Vaststaat dat eiseres geen aangifte heeft gedaan voor de IB/PVV en Zvw voor het jaar 2012. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat eiseres meermalen in de gelegenheid is gesteld om aangifte te doen, laatstelijk nadat zij daartoe op 4 november 2013 is aangemaand. Eiseres betwist dit ook niet. Aldus heeft eiseres niet de vereiste aangifte gedaan als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).
15. Verweerder is daarna terecht overgegaan tot het opleggen van de ambtshalve aanslag, berustend op een schatting.
16. Nu eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan, brengt het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Awr, mee dat het beroep van eiseres ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Het ligt dan op de weg van eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin niet geslaagd. Eiseres heeft slechts gesteld dat de aanslagen te hoog en willekeurig zijn vastgesteld maar heeft dit niet nader gemotiveerd en heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld.
17. De rechtbank dient nog wel te beoordelen of de aanslagen berusten op een redelijke schatting. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
18. Uit de door verweerder overgelegde gedingstukken blijkt dat verweerder daarbij heeft acht geslagen op loongegevens en banksaldi van eiseres en op panden die in eigendom aan eiseres toebehoren. Gelet op die door verweerder overgelegde gegevens, is de rechtbank van oordeel dat de aanslagen berusten op een redelijke schatting. Eiseres heeft vervolgens in bezwaar de gelegenheid gekregen om de willekeur van de schatting, zoals eiseres stelt, met stukken te onderbouwen. Eiseres heeft evenwel geen stukken aangeleverd. Ook in beroep heeft zij geen stukken ter onderbouwing van haar stelling ingebracht. De aanslagen dienen dan ook in stand te blijven.
19. De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete bij de aanslag IB/PVV 2012, gelet op het vaststaand feit dat het een derde verzuim betreft, passend en geboden is.
20. Niet gesteld of gebleken is, dat de in rekening gebrachte belastingrenten bij de aanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd.
21. Eiseres heeft niet in bezwaar gevraagd om te worden gehoord. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt in afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht een belanghebbende gehoord indien hij daarom heeft verzocht. Niet gebleken is dat eiseres een dergelijk verzoek heeft gedaan. Verweerder heeft bovendien eiseres in de Vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift de mogelijkheid geboden om haar bezwaarschrift mondeling toe te lichten en hiertoe een verzoek in te dienen. Niet gebleken is dat eiseres een dergelijk verzoek heeft gedaan. Verweerder heeft derhalve mogen afzien van het horen.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.