Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat mevrouw X niet de vereiste btw-aangiften heeft gedaan zodat de bewijslast moet worden omgekeerd.
Datum: 30-06-2016 ECLI: ECLI:NL:GHAMS:2016:3105 Editie: 9 augustus Instantie:Hof Amsterdam Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht , Omzetbelasting Uitgavenummer:V-N Vandaag 2016/1761 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 27e ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a
Mevrouw X exploiteert een juweliersbedrijf. In geschil is de naheffingsaanslag omzetbelasting over 2006 tot en met 2009, alsmede de 25% vergrijpboete. De aanslag is bij uitspraak op bezwaar van 7 januari 2013 verminderd naar € 42.991. Er is geen informatiebeschikking jegens X genomen. Volgens de inspecteur moet de bewijslast toch worden omgekeerd vanwege het door X niet nakomen van haar administratieve verplichtingen. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens Hof Den Haag moet reeds vanwege het niet nakomen van de administratieve verplichtingen de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. De Hoge Raad (9 oktober 2015, nr. 14/03969, V-N 2015/51.3 oordeelt echter dat voor elke vanaf 1 juli 2011 gedane uitspraak op bezwaar heeft te gelden dat de inspecteur zich slechts op omkering en verzwaring van de bewijslast kan beroepen als een informatiebeschikking onherroepelijk is geworden of als de vereiste aangifte niet is gedaan. Ook ten aanzien van de administratieve verplichtingen is de omkering en verzwaring van de bewijslast afhankelijk van een informatiebeschikking (zie HR 2 oktober 2015, nr. 14/02335, V-N 2015/50.4). Volgt verwijzing.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet de vereiste btw-aangiften heeft gedaan zodat de bewijslast moet worden omgekeerd. X moest per kwartaal aangifte doen. X heeft in 2006 één en in 2009 twee nihilaangiften ingediend. In 2007 en 2008 zijn enkel nihilaangiften ingediend. Met betrekking tot de tijdvakken waarin nihilaangiften zijn gedaan, voldoet de inspecteur aan de op hem rustende bewijslast omdat X in die aangiften geen enkele omzet, zelfs niet de door haar onbetwiste gepinde omzetten, heeft verantwoord. Met betrekking tot de resterende tijdvakken voldoet de inspecteur aan de op hem rustende bewijslast omdat in die aangiften alleen de gepinde omzet is verantwoord. De verschuldigde btw is – zowel in relatieve als in absolute zin – aanzienlijk meer dan de verschuldigde btw volgens de aangiften en X moet zich daarvan bewust zijn geweest. De schattingen van de inspecteur zijn voorts redelijk. De boete is ook terecht.