Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een tbs-lening, maar dat X de lening niet kan afwaarderen ten laste van zijn ROW. X heeft namelijk een debiteurenrisico gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard.
Datum: 21-06-2016 ECLI: ECLI:NL:RBGEL:2016:3277 Editie: 24 juni Instantie:Rechtbank Gelderland Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer:V-N Vandaag 2016/1373 Wetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 3.25 ,Wet inkomstenbelasting 2001, 3.92
Belanghebbende, X, drijft sinds 1999, onder de naam B, een onderneming. De activiteiten bestaan uit facilitaire activiteiten voor film- en televisieproducties. In 2007 sluit hij een kredietovereenkomst met de Postbank De kredietlimiet bedraagt € 125.000. In 2009 richt X C bv (een holding) op. C bv houdt de aandelen in D bv (groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur) en E bv (productie van films). B verstrekt vervolgens een lening in rekening-courant aan C bv, om te investeren in een mogelijkheid tot het verkrijgen van meer omzet in B. In zijn IB-aangifte 2011 waardeert X de vordering van € 103.030 af met 50%. De inspecteur accepteert de afwaardering echter niet.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de lening niet tot het ondernemingsvermogen van X behoort. Volgens de rechtbank behoort het verstrekken van de onderhavige lening aan een startende onderneming namelijk niet tot de normale uitoefening van de onderneming van X. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er sprake is van een tbs-lening, en dat de lening ook niet kan worden afgewaardeerd ten laste van het ROW. X heeft de lening volgens de rechtbank namelijk onder zodanige voorwaarden en omstandigheden verstrekt dat daarbij door hem een debiteurenrisico is gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. Het gelijk is aan de inspecteur.