Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat er geen aanleiding is om het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de inspecteur de heer X erop had moeten wijzen dat een bezwaar schriftelijk moet worden ingediend en hij had hem in de gelegenheid moeten stellen dit verzuim te herstellen.

Datum: 23-03-2016 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2016:818 Editie: 4 april Instantie:Hof Den Haag Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen , Fiscaal bestuurs(proces)rechtUitgavenummer: V-N Vandaag 2016/717 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 6:5

De heer X is houder van een personenauto, die in augustus 2014 door de politie in beslag is genomen. In januari 2015 is een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over 6 november 2014 tot en met 5 februari 2015 opgelegd. In geschil is of dat terecht is. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat hij door zijn detentie het kenteken niet kon schorsen en dat de auto niet op de openbare weg is geweest. De inspecteur stelt dat het telefonisch door X ingediende bezwaar alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Hof Den Haag oordeelt dat er geen aanleiding is om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de inspecteur X erop had moeten wijzen dat een bezwaar schriftelijk moet worden ingediend en hij had hem in de gelegenheid moeten stellen dit verzuim te herstellen. Het zorgvuldigheidsbeginsel verzet zich er tegen om dit aan X tegen te werpen. De naheffing is wel terecht. X had het kenteken namelijk online kunnen schorsen op de website van de RDW. Het beroep van X is ongegrond.

Aantekeningen:

8. Met het telefonisch indienen van een bezwaar, is niet voldaan aan de eisen van artikel 6:5 van de Awb. Gelet op artikel 6:6, eerste lid van de Awb, en paragraaf 8 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht, had [de Inspecteur] [belanghebbende] erop moeten wijzen dat schriftelijk bezwaar moet worden gemaakt en hem de gelegenheid moeten geven dit verzuim te herstellen. Nu [de Inspecteur] dit heeft nagelaten en de telefoonnotitie als bezwaar in behandeling heeft genomen, acht de rechtbank het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel om dit verzuim [belanghebbende] alsnog tegen te werpen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Evenmin is dit aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.