Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat er geen redelijk vermoeden is van overheveling naar een andere buitenlandse bankrekening zodat de vragen van de inspecteur in zoverre als een verboden ‘fishing expedition’ zijn aan te merken.
Datum: 22-03-2016 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2016:2285 Editie: 5 april Instantie:Hof Arnhem-Leeuwarden Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht , InkomstenbelastingUitgavenummer: V-N Vandaag 2016/732 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 4:8 ,Algemene wet inzake rijksbelastingen, 47 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a
De heer X was in 1996 houder van een bankrekening in Luxemburg met een saldo van F 169.914 (€ 77103). In geschil is of de inspecteur met betrekking tot 2009, 2010 en 2011 terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd. In zijn IB-aangiften over die jaren heeft X – met uitzondering van 50% belangen in een Spaanse bankrekening en een woning aldaar – geen buitenlands vermogen aangegeven. Volgens X heeft hij geen ander buitenlands vermogen en gaat hij dus niet in op inlichtingenverzoeken van de inspecteur. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen redelijk vermoeden is van overheveling naar een andere buitenlandse bankrekening zodat de vragen van de inspecteur in zoverre als een verboden ‘fishing expedition’ zijn aan te merken. Uitsluitend met betrekking tot de bank in Luxemburg is aannemelijk dat X in er 2009, 2010 of 2011 over vermogen beschikt (zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden 23 december 2014, nr. 13/00350 met betrekking tot de jaren tot en met 2007). Gelet op zijn eerdere ontkenningen hoefde de inspecteur X voorafgaand aan het opleggen van de informatiebeschikking niet te horen over het vermogen in Luxemburg (zie art. 4:8 Awb). Het beroep van X is deels gegrond.