Hof ‘s-Hertogenbosch vernietigt de aan een Antilliaanse beleggingsvennootschap opgelegde informatiebeschikkingen. De inspecteur kan in redelijkheid niet het vermoeden hebben dat mogelijk sprake is van belastingplicht in Nederland.
Belanghebbende, X, is een naar Antiliaans recht opgerichte beleggingsvennootschap. De heer F heeft 85% van de aandelen en zijn kinderen de resterende 15%. F woont sinds 1994 in België. Naar aanleiding van een FIOD-onderzoek bij M bv ontvangt de inspecteur allerlei bescheiden die hem op het standpunt stellen, dat X mogelijk belastingplichtig is in Nederland. De inspecteur verzoekt X herhaaldelijk om het overleggen van de administratie en ook worden aan X aangiftebiljetten vennootschapsbelasting uitgereikt over de jaren 2005 tot en met 2009. Op 24 juli 2012 verzoekt de inspecteur X nogmaals om de volledige administratie te overleggen. Naar aanleiding van een telefoongesprek met de gemachtigde van X geeft de inspecteur op 31 oktober 2012 de in geschil zijnde informatiebeschikkingen af. In geschil is of deze terecht zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de informatiebeschikkingen. De inspecteur komt in hoger beroep. Volgens Hof ‘s-Hertogenbosch moet vastgesteld worden of de inspecteur in redelijkheid het vermoeden kan hebben dat mogelijk sprake is van belastinglicht in Nederland. Dit zou het vragen van inlichtingen rechtvaardigen. De bewijslast rust daarbij op de inspecteur. Het hof is van mening dat de aanwijzingen die de inspecteur voor de belastingplicht heeft dusdanig beperkt zijn dat het verder vragen van inlichtingen een “fishing expedition” wordt. Dit zou in strijd zijn met de strekking van artikel 47 AWR. De aanwijzingen dat de feitelijke leiding van X mogelijk in Nederland gelegen zou kunnen zijn, dan wel dat X een vaste inrichting in Nederland heeft zijn te mager. De informatiebeschikkingen worden vernietigd. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.