Hof Den Bosch 14 november 2013, 12/00643, ECLI:NL:GHSHE:2013:5418, MK, Uitspraak Hof
Artikel 3.90, Wet IB 2001
Aantekeningen
De timing staat centraal in deze procedure. Belanghebbende koopt twee panden en verkoopt deze korte tijd later met forse winst. De levering, in beginsel het uiterste moment van winstneming, van beide panden vindt plaats in 2005, zodat de inspecteur dit jaar aangrijpt om inkomstenbelasting na te vorderen. Rechtbank Breda oordeelt op 7 september 2012 (nr. 11/05665, NTFR 2013/63, met commentaar van Buitenhek) ten aanzien van een van deze panden dat er sprake is van ontbindende voorwaarden waarvan pas in 2006 duidelijk is dat deze niet zullen worden vervuld. De met dit pand behaalde winst dient volgens de rechtbank in 2006 te worden belast, zodat de rechtbank de aanslag vermindert. Belanghebbende komt in hoger beroep, maar de inspecteur stelt geen (incidenteel) hoger beroep in. Het hof staat lijnrecht tegenover de rechtbank en oordeelt dat winstneming plaatsvindt op het moment dat de (mondelinge) koopovereenkomst tot stand komt, in casu in 2004. Eventuele ontbindende voorwaarden hebben daarop geen invloed, in tegenstelling tot opschortende voorwaarden. In het laatste geval komt de overeenkomst immers pas tot stand als de opschortende voorwaarden zijn vervuld. Het hof gaat niet in op de mogelijkheid van uitstel van winstneming tot het moment van levering (vgl. HR 18 december 1991, nr. 26.674, BNB 1992/181) of zelfs nog later als er een redelijke kans bestaat dat een ontbindende voorwaarde zal worden vervuld en de overeenkomst alsnog zal worden ontbonden (HR 13 oktober 2006, nr. 42.602, NTFR 2006/1593, met commentaar van De Vries). Met deze uitkomst gaat ook het andere deel van de navorderingsaanslag van tafel.