Rechtbank Noord-Holland 3 oktober 2013 awb 13/1227
Artikel 36 IW
Bestuurderschap
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 36, eerste lid, van de IW aansprakelijk gesteld kan worden degene die is aan te merken als bestuurder van de desbetreffende vennootschap. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 juni 2008, nr. 07/10704, ECLI:NL:HR:2008:BD5467, geoordeeld dat voor het antwoord op de vraag of iemand bestuurder is als bedoeld in artikel 36, lid 1, van de IW niet beslissend is of betrokkene in het handelsregister staat ingeschreven als bestuurder van de desbetreffende vennootschap.
Ook kunnen feitelijke omstandigheden aanleiding zijn een in het handelsregister ingeschreven bestuurder niet meer als bestuurder in de zin van voormelde bepaling aan te merken (HR 1 oktober 2010, nr. 09/01555, ECLI:NL:HR:2010:BM5125).
Gelet op het voorgaande dient de rechtbank te beoordelen of eiseres, niettegenstaande haar inschrijving als bestuurder in het handelsregister tot 13 september 2012, aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet meer als bestuurder van de B.V. diende te worden aangemerkt vanaf (de dag na) 13 juli 2012. De rechtbank acht eiseres hierin geslaagd. Uit de door eiseres gestelde feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zij per 13 juli 2012 haar feitelijke werkzaamheden alsmede haar functie als directeur heeft willen neerleggen. Met het ontruimen van haar werkplek, het inleveren van bankpas, pincode en sleutels, het afscheid nemen van het personeel en informeren van de relaties over haar vertrek per 13 juli 2012 heeft eiseres feitelijk uitvoering gegeven aan haar vertrek. De ontslagbrief van 15 juni 2012 kan in het licht van die – latere – omstandigheden niet anders worden gelezen dan dat eiseres bedoeld heeft per 13 juli 2012 haar functie als bestuurder neer te leggen. De vermelding in de ontslagbrief “…dus per 1 september 2012 word (de rechtbank leest: werk) ik niet meer in loondienst” heeft betrekking op het dienstverband van eiseres met de vennootschap en houdt verband met het opnemen van haar vakantiedagen, en heeft geen betrekking op haar functie als directeur. De rechtbank vindt een bevestiging van hetgeen eiseres stelt in de verklaring van [A] dat deze mondeling akkoord heeft gegeven voor het vertrek van eiseres als bestuurder per 15 juli 2012.
Hetgeen verweerder hiertegenover heeft gesteld is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat eiseres na 13 juli 2012 nog als bestuurder van de B.V. moest worden aangemerkt. De akte van aandelenoverdracht van 13 september 2012 houdt weliswaar in dat eiseres blijkens het aan de akte gehechte aandeelhoudersbesluit een medewerker van het notariskantoor schriftelijk heeft gevolmachtigd om haar in haar hoedanigheid van directeur van de B.V. te vertegenwoordigen, maar nu dit aandeelhoudersbesluit blijkens het ter zitting overgelegde afschrift daarvan niet door eiseres is ondertekend, kan aan de akte van aandelenoverdracht niet de waarde worden gehecht die verweerder daaraan toekent. Dat eiseres ná 13 juli 2012 nog salaris heeft ontvangen van de B.V. is te verklaren vanuit de beëindiging van het dienstverband van eiseres en de uitbetaling van haar vakantiedagen. Dat voor de maand augustus 2012 een bijtelling privégebruik auto heeft plaatsgevonden, wat daarvan zij, is gelet op de onweersproken stelling van eiseres dat zij op 13 juli 2012 de autosleutels heeft ingeleverd onvoldoende om te oordelen dat zij haar functie als bestuurder na 13 juli 2012 zou hebben voortgezet. Dat eiseres tijdens haar vakantie voor waarneming had moeten zorgen zou alleen zo zijn wanneer zij tijdens haar vakantie nog bestuurder van de vennootschap was geweest, en de rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat zij dit niet meer was.
Het voorgaande betekent dat eiseres na 13 juli 2012 niet meer kan worden aangemerkt als bestuurder van de B.V. in de zin van artikel 36, eerste lid, van de IW.