Hof ‘s –Hertogenbosch, MK I, 18 april 2013, nr. 12/00422
(Art. 10:3 Awb; art. 49 Zvw)
4.5. Belanghebbende stelt zich in wezen op het standpunt dat het bijdrage-inkomen Zvw vastgesteld dient te worden op hetzelfde bedrag als waarop het belastbare inkomen voor de IB/PH door de Inspecteur is vastgesteld. Nu het belastbare inkomen voor de IB/PH door de Inspecteur bij de definitieve aanslag is vastgesteld op nihil en een navorderingsaanslag achterwege is gebleven, dient de Inspecteur het bijdrage-inkomen voor de Zvw eveneens op nihil vast te stellen, aldus belanghebbende.
4.6. Artikel 49 van de Zvw bepaalt, voor zover hier van belang:
“(…)
2. Voor zover het bijdrage-inkomen bestaat uit andere dan de in het eerste lid bedoeld bestanddelen, wordt de inkomensafhankelijke bijdrage bij wege van aanslag geheven met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels, (…)”.
Anders dan belanghebbende kennelijk meent, legt de aangehaalde wettelijke bepaling geen koppeling tussen het bijdrage-inkomen en het voor de IB/PH bij wege van aanslag vastgestelde belastbare inkomen. De Zvw verwijst slechts naar de overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels (vgl. ook het bepaalde in artikel 43, lid 1, letter b, van de Zvw). Niet in geschil is dat belanghebbende in 2009 een belastbare winst uit onderneming heeft genoten van € 13.169. Dat over deze winst aanvankelijk abusievelijk niet is geheven en later als gevolg van een toezegging hierover ook niet is nagevorderd, betekent niet, dat die winst niet is genoten en dat de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw op nihil moet worden gesteld.