Hof Arnhem-Leeuwarden  22 mei 2013 12/00542

4. Beoordeling van het geschil

Omkering bewijslast

4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende met betrekking tot de onderhavige jaren (2007 en 2008) geen gevolg heeft gegeven, ook niet na de aanmaningen van de Inspecteur daartoe, aan de uitnodigingen van de Inspecteur tot het doen van de aangiften vennootschapsbelasting voor die jaren.

4.2. Dit betekent, gelijk de Inspecteur heeft gesteld en de Rechtbank heeft geoordeeld, dat belanghebbende voor de jaren 2007 en 2008 niet ‘de vereiste aangiften’ heeft gedaan. Dit brengt mee dat belanghebbende moet doen blijken, dat wil zeggen overtuigend dient aan te tonen, dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar, voor zover betrekking hebbend op de belastingaanslagen, onjuist zijn (artikel 27j, tweede lid in verbinding met artikel 27e, eerste lid, van de AWR).

4.3. Deze zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast geldt ten aanzien van de gehele aanslag/uitspraak op bezwaar (vgl. HR 14 november 1990, nr. 26727, LJN: ZC4441, BNB 1992/127 en Hof Arnhem 31 januari 2012, nr. 11/00427, nr. LJN: BV6157).

Huisvestingskosten

4.4. Belanghebbende stelt dat voor 2007 een bedrag van € 31.817 en voor 2008 een bedrag van € 10.969 aan huisvestingskosten met betrekking tot het pand ten laste van het resultaat dient te worden gebracht. Zij heeft ter onderbouwing van haar stelling in de fase van bezwaar een rapport inzake de jaarrekening 2007 en een rapport inzake de jaarrekening 2008 aan de Inspecteur overgelegd, waarin die bedragen als huisvestingskosten in aanmerking zijn genomen en in de fase van beroep heeft belanghebbende specificaties van de huisvestingskosten en – met betrekking tot het jaar 2007 – verschillende facturen overgelegd.

4.5. In aanmerking genomen dat de jaarrekeningen zijn opgesteld op basis van de door belanghebbende verstrekte gegevens, de overgelegde facturen niet ten name van belanghebbende zijn gesteld, sommige van die facturen geen betrekking hebben op de onderhavige jaren en enige facturen betrekking hebben op verstrekte nutsvoorzieningen, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt, laat staan dat zij overtuigend heeft aangetoond, dat de door haar genoemde bedragen aan huisvestingskosten kosten van belanghebbende vormen. Hierbij verdient opmerking dat, anders dan belanghebbende kennelijk betoogt, de enkele omstandigheid dat de facturen betrekking hebben op het belanghebbende in eigendom toebehorende pand niet reeds de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van aan belanghebbende toerekenbare kosten, aangezien de op de facturen vermelde bedragen evenzeer kosten van de huurder van het pand zouden kunnen vormen. Hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd, dwingt niet tot een andersluidend oordeel. Nu geen sprake is van kosten van belanghebbende, kan de stelling van belanghebbende dat aftrek gerechtvaardigd is omdat haar aandeelhoudster de betreffende kosten op grond van aandeelhoudersmotieven voor haar rekening heeft genomen, reeds hierom niet slagen.

Rentelasten

4.6 Belanghebbende stelt dat zij recht heeft op aftrek van rentekosten ter zake van het pand. Voor het jaar 2007 voor een bedrag van € 26.826 en voor het jaar 2008 een bedrag van € 49.258. In het licht van de gemotiveerde stelling van de Inspecteur dat belanghebbende met betrekking tot het pand in de onderhavige jaren geen schuld had – verwezen wordt naar de door de Inspecteur bij de Rechtbank overgelegde pleitnota – is belanghebbende, die in dit verband geen enkel controleerbaar stuk heeft overgelegd, naar het oordeel van het Hof niet erin geslaagd aannemelijk te maken, laat staan te doen blijken, dat zij de door haar gestelde ten laste van het resultaat te brengen rentekosten heeft gemaakt.

Redelijke schatting

4.7. De omstandigheid dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast, laat onverlet dat de Inspecteur bij het vaststellen van de belastingaanslagen dan wel bij het doen van uitspraken op bezwaar niet naar willekeur mag handelen. Er moet sprake zijn van een redelijke schatting. Anders dan belanghebbende betoogt, is daarvan te dezen sprake. Bij het doen van de uitspraken op bezwaar is de Inspecteur immers uitgegaan van de door belanghebbende in de jaarrekeningen verstrekte gegevens, zij het dat hij twee door belanghebbende geclaimde posten wegens een volstrekt ontoereikende onderbouwing ervan niet in aftrek heeft aanvaard. Zulks kan niet als onredelijk of willekeurig worden bestempeld.