Hof Arnhem-Leeuwarden, MK II, 4 juni 2013, nr. 12/00374

(art. 16 lid 4 AWR)

Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat de inspecteur na 26 april 2007 (de datum waarop de gevraagde informatie uit Duitsland is ontvangen), maar voor 27 juni 2008 (de datum waarop het door de inspecteur berekende nadeel is doorgegeven aan de FIOD) volledig op de hoogte was van de door X verzwegen inkomsten. Op laatstgenoemde datum had de inspecteur de in geschil zijnde navorderingaanslagen op kunnen leggen. Vanaf dat moment is geen sprake meer van tijdsverloop dat na het opkomen van de bedoelde aanwijzingen noodzakelijkerwijs is gemoeid met het verkrijgen van de inlichtingen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting. De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen niet met voldoende voortvarendheid vastgesteld, omdat hij de periode van 26 april 2007 tot 27 juni 2008 nodeloos heeft laten verstrijken.

Aantekeningen:

–          dat een lengere periode van inactiviteit de inspecteur funest kan zijn, beheft mede als gevolg van HR 13 juli 2012, nr. 11/01170, BNB 2012/290, V-N 2012/40.19.52 geen betoog. In die zaak oordeelt de HR dat een periode van bijna 8 maanden zonder zichtbare activiteit dusdanig lang is, dat dit tijdsverloop een rechtvaardiging behoeft.

–          Het Hof haalt het arrest Passenheim-Van Schoot aan, waarin het HvJ EU oordeelt dat als de belastingautoriteiten beschikken over aanwijzingen, slechts dat tijdsverloop aanvaardbaar is dat noodzakelijkerwijs gemoeid is met:

  • Het verkrijgen van de inlichtingen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting: en tevens
  • Het met redelijke voortvarendheid voorbereiden en vaststellen van een aanslag aan de hand van de gegevens die de inspecteur ter beschikking staan.

–          De FIOD/ECD kwalificeert in deze als een belastingautoriteit. Hierdoor kan het handelen van de FIOD aan de inspecteur worden toegerekend. Rechtbank Breda heeft op 22 augustus 2011, nr. 10/5071, V-N 2011/55.6 in gelijke zin beslist. Rechtbank Breda wijst daarbij op art. 3 URB 2003, dat bepaalt dat de FIOD onderdeel is van de organisatie van de Belastingdienst.

–          HR 12 juli 2013, nr. 11/04625,V-N 2013/35.10: dit arrest betreft de vraag wat tot de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van art. 42 Awb behoort. De HR maakt in dat kader een scheiding tussen stukken die de FIOD ter beschikking staan en stukken die de inspecteur ter beschikking staan. Dit arrest komt er dus op neer dat de FIOD niet als belastingautoriteit kwalificeert. Dus blijft het voorlopig nog in het midden of de FIOD een belastingautoriteit is.