Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen betreffende een kantoorgebouw ongegrond. Wel wordt X proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten die de taxateur moest maken voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase.

Datum: 14-04-2016 ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2016:5176 Editie: 27 juli Instantie:Rechtbank Den Haag Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht , Waardering onroerende zaken

X is eigenaar van een kantoorgebouw dat bestaat uit 6 bouwlagen en 78 parkeerplaatsen. X gaat in beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2015. In geschil is de Woz-waarde van het kantoorgebouw op de waardepeildatum 1 januari 2014.

Volgens Rechtbank Den Haag moet op grond van artikel 17, derde lid, van de wet WOZ voor de waardering van het kantoorgebouw worden uitgegaan van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Vervolgens beslist de rechtbank dat de heffingsambtenaar de waarde van het kantoorgebouw niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. De door de heffingsambtenaar aangedragen vergelijkingspanden zijn gelet op de ligging ervan representatief. De rechtbank gaat ook uit van de door de heffingsambtenaar vastgestelde grondwaarde. De waarde van het kantoorgebouw en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelastingen zijn, volgens de rechtbank, niet te hoog vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat ten onrechte geen vergoeding is toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting door de taxateur in de bezwaarfase. Aan X wordt daarom alsnog proceskostenvergoeding toegekend. In die zin is het beroep gegrond.