Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de bestelauto naar aard en inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. De inspecteur heeft terecht IB-navorderingsaanslagen opgelegd voor het privégebruik.

Datum: 20-04-2016 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2016:1216 Editie: 19 mei Instantie:Hof Den Haag Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen , InkomstenbelastingWetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 3.20

X stoffeert, als IB-ondernemer, binnenvaartschepen. Voor zijn werkzaamheden gebruikt hij een bestelauto. Voor het gebruik van deze auto houdt X geen kilometeradministratie bij. Volgens X is de bestelauto namelijk naar aard en inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt voor het vervoer van goederen, en is de auto niet geschikt voor privégebruik. De inspecteur is het hier echter niet mee eens en legt IB-navorderingsaanslagen op in verband met het privégebruik van de auto. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de bestelauto naar aard en inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Volgens de rechtbank is de auto namelijk niet dermate groot dat zij niet geschikt is voor privégebruik. Verder stelt de rechtbank vast dat X niet aannemelijk maakt dat de bijrijdersstoel (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen vervult. Ook maakt X niet aannemelijk dat de auto zodanig vuil en stoffig is dat daardoor privégebruik uitgesloten moet worden geacht. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de bestelauto door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Hierbij merkt het hof op dat de afmetingen de bestelauto niet ongeschikt maken voor ander gebruik. Ook overweegt het hof dat het feit dat de bestelauto in veel parkeergarages, en op een groot aantal parkeerplaatsen, niet kan worden geparkeerd, nog niet betekent dat de auto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Omdat de bijrijder, behalve voor het vervoer van goederen, ook meerijdt om de hoofdwerkzaamheden van de onderneming (stoffering) uit te voeren, is het hof van mening dat de bijrijdersstoel niet (nagenoeg) uitsluitend een functie voor het vervoer van goederen heeft. Het gelijk is aan de inspecteur. Het hof vernietigt nog wel de navorderingsaanslag over het jaar 2012, omdat de inspecteur voor dat jaar niet over een nieuw feit beschikt, en niet aannemelijk maakt dat het X redelijkerwijs kenbaar moet zijn geweest dat de aanslag voor het jaar 2012 tot een te laag bedrag was vastgesteld.

Aantekeningen: