Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in navolging van de rechtbank dat bij parkeren met een overgenomen parkeerkaartje geen sprake is van voldoening van de verschuldigde parkeerbelasting.

Datum: 12-04-2016 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2016:2939 Editie: 29 april Instantie:Hof Arnhem-Leeuwarden Rubriek: Belastingen van lagere overheden Uitgavenummer:V-N Vandaag 2016/922 Wetsartikelen: Gemeentewet, 225 , Gemeentewet, 234

Belanghebbende, X, parkeert zijn auto op een parkeerplaats waar voor het parkeren parkeerbelasting is verschuldigd. X maakt gebruik van een parkeerkaartje dat haar door een derde ter overname werd aangeboden. Dit kaartje is gekocht voor een gereduceerd tarief en is alleen geldig in combinatie met een bezoekersvergunning waarover X niet beschikt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in navolging van de rechtbank dat bij parkeren met een overgenomen parkeerkaartje geen sprake is van voldoening van de verschuldigde parkeerbelasting. Niet in geschil is dat ter zake van het parkeren van de auto parkeerbelasting was verschuldigd. Dan dient bij de aanvang van het parkeren de parkeerbelasting te worden voldaan. X noch iemand anders heeft ter zake van het parkeren van de auto parkeerbelasting voldaan. Anders dan X betoogt is het overnemen van een parkeerkaartje van een derde niet een handeling waarmee uitvoering wordt gegeven aan “het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of parkeerautomaat” zoals bedoeld in art. 234 lid 2 aanhef en onderdeel a Gemeentewet. X legt met haar stelling dat voor een bepaalde parkeertijd parkeerbelasting is voldaan ten onrechte een verband tussen het belastbare feit en de hoogte van de parkeerbelasting. Het parkeren van een voertuig vormt het belastbare feit voor de parkeerbelasting en dit staat los van de hoogte van de parkeerbelasting die mede afhankelijk kan zijn van de parkeertijd.

Aantekeningen:

4.1Op grond van artikel 225, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet kan een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

4.2Ingevolge artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet wordt onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten.

4.3Ingevolge artikel 234, eerste lid, van de Gemeentewet wordt de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 225, eerste lid, onder a, van die wet geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze.

4.4Ingevolge artikel 234, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet, wordt als het op aangifte voldoen van parkeerbelasting uitsluitend aangemerkt: het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.