De Hoge Raad oordeelt dat eenieder het recht heeft om te worden gehoord alvorens een besluit wordt genomen dat zijn belangen op nadelige wijze kan beïnvloeden. Het niet vooraf horen van een bestuurder bij een aansprakelijkstelling wordt volgens de Hoge Raad niet gerechtvaardigd door het belang van de ontvanger bij de invordering van een belastingschuld.

Datum: 14-08-2015 ECLI: ECLI:NL:HR:2015:2161 Editie: 17 augustus Instantie:Hoge Raad Nummer: 13/01940 Rubriek: Europees belastingrecht ,Fiscaal bestuurs(proces)recht , Invordering Uitgavenummer: V-N Vandaag 2015/1758Wetsartikelen: Invorderingswet 1990, 36

Belanghebbende, X, is (middellijk) aandeelhouder van A bv en ook (middellijk) bestuurder van deze bv. Op 8 maart 2006 ontvangt de ontvanger een melding van de betalingsonmacht van A bv. Vanaf 22 maart 2006 verkeert A bv in staat van faillissement. Uit een boekenonderzoek blijkt dat er bij A bv problemen ontstonden nadat op een nieuw softwarepakket was overgeschakeld. Ook blijkt dat A bv btw-aangiften heeft ingediend naar geschatte bedragen. Verder blijkt uit het onderzoek dat A bv voor circa € 175.000 aan ontwikkelings- en verbouwingskosten heeft betaald voor aan X gelieerde vennootschappen, zonder dat daar een schriftelijke overeenkomst aan ten grondslag lag. De ontvanger stelt X, zonder hem te horen, aansprakelijk voor de door A bv niet betaalde btw en LB. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat X de bv in een positie heeft gebracht dat zij haar belastingschulden niet kon betalen. Het niet betalen van de belasting is volgens de rechtbank dan ook te wijten aan onbehoorlijk bestuur van X. De rechtbank verlaagt nog wel het bedrag waarvoor X aansprakelijk is gesteld. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. X is dan ook terecht aansprakelijk gesteld volgens het hof. Verder is het hof van mening dat de ontvanger mocht overgaan tot aansprakelijkstelling van X zonder het controlerapport vooraf aan hem toe te zenden. Volgens het hof had de ontvanger namelijk een zodanig belang bij een doelmatige invordering van rijksbelastingen en de bescherming van de schatkist dat hij X niet hoefde in te lichten of te horen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat eenieder het recht heeft om te worden gehoord alvorens een besluit wordt genomen dat zijn belangen op nadelige wijze kan beïnvloeden. De Hoge Raad wijst daarbij op het arrest van het HvJ EU in de zaken Kamino International Logistics bv en Datema Hellmann Worldwide Logistics bv, 3 juli 2014, nr. C-129/13 en C-130/13 (BNB 2014/231). Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat het niet vooraf horen van een bestuurder bij een aansprakelijkstelling op de voet van art. 36 Inv. niet wordt gerechtvaardigd door het belang van de ontvanger bij de invordering van een belastingschuld. Een en ander moet worden gerechtvaardigd door omstandigheden die in het individuele geval daartoe noopten. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof ‘s-Hertogenbosch.