Geen dwangsom wanneer inspecteur niet beslist op bezwaar tegen ambtshalve genomen beslissing

Datum: 15-01-2015 ECLI: ECLI:NL:RBZWB:2015:182 Editie: 6 februari Instantie:Rechtbank Zeeland-West-Brabant Nummer: AWB – 14 _ 7426 Rubriek:Fiscaal bestuurs(proces)recht Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 4:17 ,Algemene wet bestuursrecht, 6:12 Algemene wet bestuursrecht, 7:10 ,Algemene wet bestuursrecht, 8:55d
X claimt een dwangsom nu de inspecteur niet heeft beslist op zijn bezwaar tegen een ambtshalve genomen beslissing betreffende de aanslag IB/PVV 2008.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur te laat heeft beslist op het bezwaar van X tegen de afwijzing op het verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank oordeelt echter dat de inspecteur geen dwangsom verschuldigd is en overweegt daarbij als volgt. De vraag of er sprake is van een bezwaar in de zin van afdeling 7.1 van de Awb dan wel van een aanvraag waarop ingevolge art. 4:13 van de Awb beslist dient te worden, kan in het midden blijven aangezien de daarvoor geldende beslistermijnen beide zijn verstreken zodat de ingebrekestelling niet prematuur is. Het beroep wegens het niet tijdig beslissen is ontvankelijk en kennelijk gegrond. Aangezien het beroep echter tot niets anders kan leiden dan de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar gaat de rechtbank om proceseconomische redenen voorbij aan de toepassing van art. 8:55d lid 1 Awb en zal de rechtbank doen wat de inspecteur zou moeten doen, namelijk het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaren (vgl. HR 21 april 2006, nr. 41.033, V-N 2006/21.3). Nu het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, is de inspecteur geen dwangsom verschuldigd.