Hof Arnhem-Leeuwarden 8 mei 2014, 13/00119, ECLI:NL:GHARL:2014:3673, Uitspraak Hof

Samenvatting

Belanghebbende heeft overeenkomstig zijn aangifte IB/PVV voor 2009 een teruggaaf ontvangen. Deze teruggaaf is te hoog doordat er een te hoog bedrag aan loonheffing is opgenomen in de aangifte. Aan belanghebbende is een boete van 50% opgelegd, te weten € 2.500. Belanghebbende erkent dat hij voor het jaar 2010 willens en wetens een te hoog bedrag aan voorheffing in zijn aangifte heeft vermeld. Hij ontkent dit voor het jaar 2009. Het hof kent aan de omstandigheid dat belanghebbende voor het jaar 2010 heeft bekend, bewijskracht toe voor de boete over 2009. De inspecteur is geslaagd in zijn bewijslast. In verband met de financiële omstandigheden van belanghebbende vermindert het hof de boete tot € 1.500.
(Hoger beroep gegrond.)

Aantekeningen

Ten aanzien van de opzet van belanghebbende kent het hof voor het jaar 2009 betekenis toe aan een zich later voordoende omstandigheid, namelijk het willens en wetens tot een te hoog bedrag aan loonheffing in de aangifte IB 2010 verantwoorden. Samen met het feit dat belanghebbende tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van de aangifte IB 2009 en belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat hij zich bewust was van het liquiditeitsvoordeel ter zake van het invullen van een te hoog bedrag aan ingehouden loonheffing, oordeelt het hof dat de inspecteur erin is geslaagd dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de te hoog ingevulde loonbelasting heeft geresulteerd in een te hoge voorlopige teruggaaf. De opzet voor het vaststellen en opleggen van de vergrijpboete is daarmee gegeven, in dit geval vastgesteld op 50%. Het hof vermindert vervolgens de boete tot € 1.500 op basis van de financiële omstandigheden (zie par. 7 BBBB 1998), zoals gesteld door belanghebbende en niet weersproken door de inspecteur.