Rechtbank Den Haag 15 juli 2014, 13/10299, ECLI:NL:RBDHA:2014:10301
Rechtbank Den Haag 15 juli 2014, 14/4461, ECLI:NL:RBDHA:2014:10301
Samenvatting
De rechtbank oordeelt dat waskaarten die betrekking hebben op 2007 weliswaar een indicatie vormen dat belanghebbende in 2007 inkomsten uit een glazenwassersbedrijf heeft genoten, maar onvoldoende bewijs vormen voor de stelling dat belanghebbende ook in 2006 en 2008 dergelijke inkomsten van die omvang heeft genoten. Wel acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende in 2008 inkomsten uit activiteiten als geldloper heeft genoten die hij niet in zijn aangifte IB heeft opgenomen. De volgens de aangifte verschuldigde belasting is echter, zowel absoluut als relatief bezien, niet aanzienlijk lager dan de werkelijk verschuldigde belasting, waardoor er geen sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Voor de omzetbelasting is wel sprake van omkering van de bewijslast nu belanghebbende steeds nihilaangiftes heeft ingediend wat, in een geval als dit, moet worden aangemerkt als het niet doen van de vereiste aangifte.
(Beroep gegrond.)
Aantekening
Bij belanghebbende hebben de nodige onderzoeken plaatsgevonden. Naast een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD-ECD zijn er onderzoeken ingesteld voor de omzetbelasting, de inkomstenbelasting en de loonheffingen. Het geschil draait met name om de vraag of ter zake van de niet betaalde inkomstenbelasting en omzetbelasting sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast en zo ja, of dan sprake is van een redelijke schatting. De rechtbank oordeelt dat ten aanzien van de inkomstenbelasting geen sprake is van een geval waarbij de volgens de aangiftes verschuldigde belasting zowel absoluut als relatief bezien aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Om die reden wordt de stelling van de inspecteur dat omkering en verzwaring van de bewijslast moet worden toegepast door de rechtbank verworpen. Dat lijkt me alleszins redelijk, aangezien de over de niet aangegeven inkomsten verschuldigde belasting € 440 (2006) respectievelijk € 304 (2008) bedraagt, terwijl aangifte is gedaan naar belastbare inkomens uit werk en woning van respectievelijk € 21.247 (2006) en € 7.872 (2008). Ten aanzien van de omzetbelasting oordeelt de rechtbank dat het indienen van nihilaangiftes OB moet worden aangemerkt als het niet doen van de vereiste aangifte, zodat omkering en verzwaring van de bewijslast wel op zijn plaats is. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur op basis van de over 2007 beschikbare gegevens een redelijke schatting van de omzet gemaakt. Voor de jaren 2006 en 2008 zijn echter onvoldoende gegevens voorhanden zodat de inspecteur de omzet van 2007 ten onrechte heeft gebruikt om daarop de schatting van 2006 en 2008 te baseren.