Hof Den Bosch 25 juli 2014, 12/00659, ECLI:NL:GHSHE:2014:2554, MK, Uitspraak Hof

Samenvatting

Belanghebbende, een 21-jarige man met een laag inkomen, heeft een Mercedes gekocht. De inspecteur stelt dat deze uitgave niet verklaard kan worden uit het inkomen van belanghebbende. De inspecteur geeft een informatiebeschikking af nadat de door hem gestelde vragen niet naar tevredenheid door belanghebbende zijn beantwoord. Het hof overweegt dat de inspecteur vragen mag stellen die voor de belastingheffing van belang kunnen zijn. De inspecteur draagt de bewijslast dat belanghebbende gegevens of inlichtingen kon verstrekken, maar dat niet gedaan heeft. Daarbij geldt dat een belastingplichtige niet verplicht kan worden tot het verstrekken van inlichtingen waarover hij niet beschikt en niet kan beschikken (HR 25 januari 2002, nr. 36.063, NTFR 2002/175). De vragen van de inspecteur hadden betrekking op de wijze waarop belanghebbende in zijn levensonderhoud had voorzien, de wijze van aflossing van een lening, de afgifte van afschriften van bankrekening, alsmede de kosten (benzine en verzekering) van de auto. Naar het oordeel van het hof kan al het gevraagde van belang zijn voor de belastingheffing. De inspecteur heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende met de reeds verstrekte inlichtingen de vragen niet, onvolledig of onjuist heeft beantwoord. De informatiebeschikking wordt in zoverre vernietigd. De gevraagde bankafschriften moet belanghebbende echter wel verstrekken, ook over latere jaren.
(Hoger beroep gegrond.)

Commentaar

Dit is nu een uitspraak waarin de rechtsbescherming die is bedoeld met het invoeren van de informatiebeschikking in de AWR, goed tot uiting komt.
De inspecteur heeft de belanghebbende een aantal vragen gesteld omdat het lage inkomen van de belastinghebbende over het jaar 2008 een uitgave (de koop van een auto) niet zou toestaan en de mogelijkheid bestaat dat de belanghebbende inkomen of vermogen verzwijgt. Na enige correspondentie tussen de belanghebbende en de inspecteur meent deze laatste dat de belanghebbende de vragen naar de bank- en creditcardafschriften over de jaren na 2008, de vraag naar de financiële steun van familieleden, de aflossing van de lening aangegaan voor de koop van de auto en het geld besteed aan tankbeurten met de auto, onvoldoende heeft beantwoord.
Voor de invoering van de informatiebeschikking in 2011 zou de inspecteur een (navorderings)aanslag naar een geschat bedrag opleggen en daarbij in bezwaar en (hoger) beroep zich beroepen op de omkering van de bewijslast. Als de rechter de inspecteur in het gelijk zou stellen, is er geen herstelmogelijkheid en zou de omkering van de bewijslast een feit zijn. In de procedure betreffende de (navorderings)aanslag rest de belanghebbende niet veel meer te proberen de schatting van de inspecteur aan te vechten.
Sinds 1 juli 2011 kan de vraag of de belanghebbende alle vragen van de inspecteur volledig heeft beantwoord los van de (navorderings)aanslag voor de rechter worden gebracht. Dat is dan ook in deze procedure aan de orde. Zonder in detail te gaan op de zeer feitelijke casus heeft het hof geoordeeld dat met uitzondering van het verstrekken van de bank- en creditcardafschriften over de jaren na 2008 de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende de vragen van de inspecteur onvolledig of onjuist heeft beantwoord. Nu het hof heeft geoordeeld dat de belanghebbende de bank- en creditcardafschriften wel dient te overleggen krijgt de belanghebbende daarvoor alsnog een periode van twee maanden. Als belanghebbende hieraan voldoet zal de omkering van de bewijslast met betrekking tot de (navorderings)aanslag geen rol spelen, waardoor de belanghebbende een betere bewijspositie heeft. De rechtsbescherming van de belanghebbende is dus beter gewaarborgd.