Rechtbank Zeeland-Wet-Brabant 29 oktober 2013 awb 13/2739

Artikel 52a Awr

Belanghebbende stelt dat de informatiebeschikkingen moeten worden vernietigd. Primair voert hij daartoe aan dat het nemen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase wettelijk niet is toegestaan. Subsidiair stelt belanghebbende dat de informatiebeschikkingen hier hadden moeten worden genomen voorafgaand aan het vaststellen van de navorderingsaanslagen IB/PV 1998 tot en met 2008. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur staan er volgens belanghebbende aan in de weg dat de inspecteur de informatiebeschikkingen alsnog in de bezwaarfase kan nemen. Meer subsidiair stelt belanghebbende dat de verzochte informatie over de jaren 1998 tot en met 2008 niet voor de belastingheffing van belang kunnen zijn nu de navorderingsaanslag over het jaar 1998 is opgelegd na afloop van de 12-jaarstermijn zoals genoemd in artikel 16 van de AWR en de inspecteur voor de jaren 1999 tot en met 2008 niet voortvarend heeft gehandeld zodat de navorderingsaanslagen over die jaren moeten worden vernietigd. Uiterst subsidiair bepleit belanghebbende dat niet gebleken is van een unieke naamcombinatie zodat de inspecteur onvoldoende bewijs heeft geleverd dat belanghebbende in de betreffende jaren over de gestelde bankrekening beschikte.

2.10.De inspecteur acht het nemen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase in z’n algemeenheid alsmede in het onderhavige geval geoorloofd. Voorts stelt de inspecteur dat de gevraagde informatie voor de belastingheffing van alle jaren van belang kan zijn en acht hij de identificatie juist.

2.11.Artikel 52a van de AWR is met ingang van 1 juli 2011 in werking getreden. Het eerste lid van dit artikel bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:
“1. Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52, (…), kan de inspecteur dit vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (informatiebeschikking). De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op artikel 25, derde lid.”

2.12.

Artikel 47 eerste lid sub a AWR bepaalt:

“Ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur: de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn.”

2.13.De informatiebeschikkingen zijn vastgesteld met het oog op het nemen van een beslissing op het bezwaar tegen de navorderingsaanslagen IB/PV over de jaren 1998 tot en met 2008. Nu een uitspraak op bezwaar een beschikking in de zin van de Awb vormt, acht de rechtbank hier sprake van een verzoek van de inspecteur aan belanghebbende om te voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot een ‘te nemen beschikking’ als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de AWR. De primaire stelling van belanghebbende dat in de bezwaarfase geen informatiebeschikking meer kan worden genomen en onder de genoemde beschikking in artikel 52a van de AWR niet een uitspraak op bezwaar kan worden verstaan, verwerpt de rechtbank. Op basis van de letterlijke wettekst is het nemen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase dus mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank wijst de totstandkomingsgeschiedenis niet in een andere richting. Voorts merkt de rechtbank in dit verband nog het volgende op. Vóór invoering van artikel 52a van de AWR kon de inspecteur tot de beroepsfase met een beroep op artikel 47 van de AWR informatie van een belastingplichtige vorderen en zich beroepen op omkering van de bewijslast indien de informatie niet, of niet juist, werd verstrekt. De redenering van belanghebbende houdt in dat ook in gevallen waarin eerst in de bezwaarfase vragen opkomen de toepassing van artikel 47 van de AWR uitsluitend onder de dreiging van een fiscaal-strafrechtelijke sanctie zou kunnen plaatsvinden. Er is geen reden te veronderstellen dat de invoering van artikel 52a van de AWR dat beoogt.

2.14.Gelet op hetgeen in 2.13 is overwogen, is de vervolgvraag of de inspecteur in dit geval zijn rechten tot het nemen van een informatiebeschikking heeft verspeeld doordat hij dit eerst in de bezwaarfase heeft gedaan, terwijl het inlichtingenverzoek reeds in de navorderingsfase is gedaan. De inspecteur heeft gesteld dat de onderhavige informatiebeschikkingen terecht zijn genomen, omdat belanghebbende met het in 2.2 vermelde antwoord de aan hem gestelde vragen bij brief van 3 november 2010 (zie 2.1) niet naar waarheid heeft beantwoord, en daarmee weigert de gevraagde (juiste) informatie te verstrekken. De inspecteur stelt dat hij in elke fase een informatiebeschikking mag nemen, ongeacht in welke fase voor het eerst om de betreffende informatie is verzocht. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat aan het oordeel over de onjuistheid van het door belanghebbende verstrekte antwoord uitsluitend feiten en omstandigheden ten grondslag liggen die de inspecteur reeds voor het opleggen van de navorderingsaanslagen bekend zijn geworden. Voorts heeft de inspecteur verklaard dat geen informatiebeschikking is genomen voordat de navorderingsaanslagen zijn vastgesteld, doordat op het moment van inwerkingtreding van artikel 52a van de AWR niet meer is onderkend dat de opdracht voor het opleggen van deze navorderingsaanslagen reeds aan de administratie was verstrekt. Eerst bij het behandelen van de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen is dit geconstateerd.

2.15.Gelet op het voorgaande was de aanleiding tot het nemen van een informatiebeschikking dus reeds aanwezig voordat de navorderingsaanslagen zijn vastgesteld. De inspecteur heeft dat niet gedaan. Hij heeft daarvoor naar het oordeel van de rechtbank geen plausibele reden aangevoerd. De vraag is of de inspecteur doordat hij op een verzoek om informatie geen informatiebeschikking heeft laten volgen en vervolgens na inwerkingtreding van artikel 52a van de AWR navorderingsaanslagen vaststelt, zijn bevoegdheid tot het nemen van een informatiebeschikking in de bezwaarfase betreffende die navorderingsaanslagen heeft verspeeld. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.

2.16.

In de Handelingen Eerste Kamer van 12 april 2011, EK 24-6-23 wordt de situatie beschreven waarin de inspecteur onbewust geen informatiebeschikking heeft genomen. Het volgende wordt daaromtrent bepaald:

“Op de inspecteur rust het initiatief om zo’n beschikking te nemen, dat is de kern van het voorstel. Doet hij dat niet, om welke reden dan ook, dan is de zaak daarmee afgedaan. De belastingplichtige mag er dan van uitgaan dat er ofwel geen toereikende rechtsgrond bestond voor het verzoek, dat afdoende aan het verzoek tegemoet is gekomen of dat de inspecteur bij nader inzien de informatie toch niet echt nodig heeft. Het voorstel betekent dus wel dat de inspecteur attent moet zijn. Dat zijn inspecteurs doorgaans ook. Komt de inspecteur er later achter bijvoorbeeld bij de aanslagregeling of tijdens bezwaar tegen de aanslag, dat hij bepaalde informatie in retroperspectief toch nodig heeft, dan kan hij zich niet meer op het standpunt stellen dat de omkering en verzwaring van de bewijslast aan de orde zijn. Dit geldt ook na de fase van de aanslagregeling bijvoorbeeld als de inspecteur wil navorderen. Dat is terecht. Als de overheid gebruikmaakt van de bevoegdheid om verplichtingen aan burgers op te leggen, is het redelijk dat erop wordt toegezien dat de verplichtingen deugdelijk worden nagekomen. Laat de Belastingdienst het er zelf bij zitten, dan moet dat voor zijn rekening komen en moet dit niet de belastingplichtigen voor de voeten worden geworpen.”

2.17.De rechtbank maakt hieruit op dat de inspecteur zijn bevoegdheid tot het nemen van een informatiebeschikking kan verspelen door niet adequaat op te treden. Vaststaat dat de inspecteur op 3 november 2010 voorafgaand aan het opleggen van de navorderingsaanslagen belanghebbende heeft verzocht nadere gegevens en inlichtingen te verstrekken. Tevens staat vast dat de informatiebeschikking eerder genomen had kunnen worden en dat de bezwaarfase geen ander licht werpt op de feiten en omstandigheden zoals die de inspecteur al bekend waren in de fase voorafgaand aan het opleggen van de navorderingsaanslagen. Door dan voorafgaand aan het opleggen van de navorderingsaanslagen geen informatiebeschikkingen te nemen heeft de inspecteur zijn rechten tot het nemen van een informatiebeschikking naar het oordeel van de rechtbank verspeeld.

2.18.Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige informatiebeschikkingen onrechtmatig zijn genomen.