Hof Amsterdam, MK III, 16 mei 2013, nr. 12/00550

(Art. 47 en 52 Awr)

Hof Amsterdam oordeelt dat de brief van de inspecteur is gericht op het alsnog verkrijgen van informatie waar al eerder om is gevraagd. Volgens het Hof is de brief dan redelijkerwijs niet te duiden als een informatiebeschikking ex art. 52a Awr. Het Hof overweegt daarbij dat een dergelijke beschikking de strekking heeft om vast te stellen dat niet voldaan is aan enige informatieverplichting en dat daar een processuele sanctie aan wordt verbonden

Aantekeningen:

–          Informatieverplichting belastingplichtige: de inspecteur beschikt oververregaande (controle)bevoegdheden om de juistheid van de door een belastingplichtige gepresenteerde fiscale positie te beoordelen. Tot het arsenaal van de inspecteur behoort de bevoegdheid om van de belastingplichtige zelf op grond van art. 47 Awr gegevens en inlichtingen en/of inzage van gegevensdragers (hierna tezamen: informatie) te vorderen. De inspecteur kan van belanghebbende alleen informatie vorderen die vor de belastingheffing van de belastingplichtige van belang kan zijn. De gevraagde informatie dient duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt (art. 49 wr). Een belastingplichtige die van mening is dat de inspecteur met een te ver strekkende vordering van informatie zijn (controle)bevoegdheden overschrijdt, kon tot 1 juni 2011 uitsluitend informeel overleg zoeken met de inspecteur. Dat leidde niet altijd tot het (voor de belastingplichtige) gewenste resultaat en de belastingplichtige werd dikwijls onder druk gezet met het dreigement dat de bewijslast zou worden verzwaard en omgekeerd als hij niet prompt aan de vordering van de inspecteur zou voldoen

–          Op 1 juli 2011 is een nieuwe wet in werking getreden die voorziet in de zogeheten informatiebeschikking (art. 52 Awr). Omkering en verzwaring van de bewijslast kan sindsdien alleen nog plaatsvinden wanneer de inspecteur een informatiebeschikking heeft gegeven en deze inherroepelijk vaststaat. Art. 52a Awr geeft de inspecteur de bevoegdheid om, wanneer hij van oordeel is dat de belanghebbende niet of niet volledig heeft voldaan aan een of meer informatieverplichtingen, dit oordeel neer te leggen in een informatiebeschikking. Tegen deze informatiebeschikking staat bezwaar en beroep open. Op die manier heeft de belanghebbende, als hij de dreiging van de omkering en verzwaring van de bewijslast wil afwenden, eerder dan voorheen toegang tot de rechter

–          Volgens de wet is de procedure als volgt:

  • De inspecteur vordert informatie van de belastingplichtige
  • Wanneer volgens de inspecteur niet wordt voldaan aan de informatievordering, kan de inspecteur dit oordeel vastleggen in een voor bezwaar vatbare informatiebeschikking
  • Tegen deze beschikking kan de belanghebbende bezwaar maken en, indien nodig, beroep instellen

–          Uiteindelijk beslist dus de rechter of er in het concrete geval sprake is van een informatieverplichting in de zin van de wet en zo ja, of de belanghebbende aan zijn informatieverplichting heeft vpoldaan. Redenen voor bezwaar en beroep kan zijn dat belanghebbende vindt dat de inspecteur zijn bevoegdheid om informatie te vorderen, te buiten is gegaan, dat hij aan de informstievordering heeft voldaan of dat hij de gegronde redenen heeft om niet aan de informatievordering te voldoen.

–          Rechter kan nieuwe termijn geven: bij ongegrondverklaring van het beroep tegen de informatiebeschikking stelt de rechter een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in de beschikking bedoelde verplichtingen (art. 27e lid 2 AWR). Komt de belastingplichtige deze verplichtingen alsnog na, dan wordt hij niet geconfronteerd met de omkering van de bewijslast.

–          Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht: als de rechter vaststelt dat het middel van bezwaar en beroep tegen een informatiebeschikking slechts wordt gebruikt tegen beter weter in om de juiste procesgang te verstoren (kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht) dan stelt hij geen nieuwe termijn. De belastingplichtige wordt dan direct geconfronteerd met omkering en verzwaring van bewijslast.

–          Verlenging aanslagtermijn: in het tweede lid van art 52a Awr is bepaald dat de termijn voor het vaststellen van de aanslag wordt verlengd met de periode die aanvangt op moment van bekendmaking van de informatiebeschikking tot het moment waarop de informatiebeschikking ongerroepelijk vaststaat of wordt vernietigd.

–          Informatieplicht na toewijzend vonnis in het kort geding: de inspecteur kan op grond van het bepaalde in art. 52a ;lid 4 Awr door middel van een kort geding nakoming vorderen van de verplichtingen van een onherroepelijke informatiebeschikking. Dit op straffe van een dwangsom. In de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van het vierde lid is vermeld dat de inspecteur alleen in een bijzonder geval gebruik mag maken van een kort geding. Er is in elk geval sprake van een bijzonder geval wanneer elke medewerking wordt geweigerd.