ECLI:NL:RBNHO:2014:8167
Daarnaast is wat betreft de boete in geschil of er sprake is van grove schuld.
Belanghebbende, X, exploiteert in de periode 24 januari 2007 tot en met september 2008 een eenmansbedrijf. X doet op 6 oktober 2008 aangifte bij de politie van diefstal van de bedrijfsadministratie voor de jaren 2007 en 2008. De politie neemt tijdens een huiszoeking bij X, in oktober 2011, administratie bescheiden van het bedrijf in beslag. In geschil is de door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2008 met een vergrijpboete van 25% waartegen X in beroep komt. Het geschil spitst zich toe op de toepassing van de verleggingsregeling en de opgelegde boete. Rechtbank Noord-Holland overweegt dat X geen kopieën van facturen aan C bv heeft laten zien waaruit blijkt dat geen omzetbelasting in rekening is gebracht en wel de verleggingsregeling is toegepast. De inspecteur heeft C bv niet kunnen vinden en volgens de rechtbank is het van belang dat X deze kopieën wel laat zien om ieder gevaar van verlies van belastinginkomsten uit te schakelen. De omzetbelasting is terecht nageheven. Volgens de rechtbank was op de diensten die X heeft verleend aan B de verleggingsregeling van toepassing. X had geen facturen mogen accepteren met daarop vermeld een bedrag aan omzetbelasting. Deze omzetbelasting komt niet voor aftrek in aanmerking en is terecht nageheven. De naheffingsaanslag wordt toch verminderd vanwege het tijdelijk privégebruik en de overgang van een auto naar het privévermogen van X. De rechtbank is het niet met de inspecteur eens dat sprake is van grove schuld van X dat te weinig omzetbelasting op aangifte is voldaan. Dat X, als startende ondernemer, kennelijk niet op de hoogte was van de verleggingsregeling levert in dit geval geen grove schuld op. De boetebeschikking wordt vernietigd. Het beroep is gegrond.