Werkgever (eigenaar van werf en jachthaven) stelt drie (oude) auto’s ter beschikking van personeel voor allerlei zakelijke ritten. Ze worden dooreen gebruikt. De sleutels moeten ‘s-avonds worden ingeleverd in het bedrijfskantoor.
De werknemers verklaren consistent en in groten getale schriftelijk dat ze geen enkel prive gebruik van de auto’s hebben gemaakt. De Rechtbank oordeelt dat de auto’s niet ter beschikking zijn gesteld en vernietigt om die reden de naheffingsaanslag Loonbelasting.
Het Hof volgt een andere weg. Met de verklaringen van de werknemers heeft belanghebbende doen blijken dat er niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden met de drie auto’s is gereden. Hoger beroep Inspecteur ongegrond.
Artikel 13bis, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) bepaalt dat indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld het voordeel daarvan op kalenderjaarbasis wordt gesteld op een percentage van de waarde van de auto.
4.2.Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 augustus 2010, nr. 08/03782, BNB 2010/312, blijkt dat het aan de Inspecteur is om aannemelijk te maken dat een auto beschikbaar is gesteld. Is daarvan sprake dan wordt privégebruik verondersteld.
Tegenbewijs is mogelijk. Blijken moet dan dat de auto niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. In dat geval wordt het voordeel op nihil gesteld.
Het Hof zal eerst onderzoeken of belanghebbende in dat tegenbewijs is geslaagd.
De Hoge Raad overwoog in zijn arrest van 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR 2010. BO1395, V-N 2010/54.18, ten aanzien van de vorm van het tegenbewijs als volgt:
“(…)
Artikel 3.145, lid 2, van de Wet IB 2001 brengt mee dat het in 3.2 bedoelde voordeel op nihil wordt gesteld indien uit de rittenadministratie of anderszins blijkt dat belanghebbende de auto’s in 2004 voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt.
(…)
Het Hof is bij zijn oordeel kennelijk uitgegaan van de opvatting dat (aanvullend) bewijs bij de onderhavige verzwaarde bewijslast slechts kan worden geleverd met schriftelijke stukken, en dat verklaringen zoals die welke belanghebbende voor de Rechtbank heeft afgelegd in dit verband nimmer tot het bewijs kunnen bijdragen. Deze opvatting is onjuist (vgl. HR 13 september 1989, nr. 26254, BNB1989/318. Een belanghebbende kan met elk bewijsmiddel doen blijken dat hij de hem ter beschikking gestelde auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt in de zin van artikel 3.145, lid 4, van de Wet IB 2001.
(…).”
Tegenbewijs kan derhalve bestaan uit
- –
een sluitende rittenadministratie, of
- –
anderszins, dat wil zeggen met elk ander bewijsmiddel.
Belanghebbende heeft het onderwerpelijke tegenbewijs door middel van een rittenadministratie niet geleverd. Zij beroept zich in dat verband echter op de verklaringen van haar werknemers.
De Rechtbank overwoog omtrent de verklaringen als volgt:
“(…) De rechtbank leidt uit de verklaringen van de directeur en de overgelegde verklaringen van de werknemers en ex-werknemers (…) af dat de auto’s uitsluitend gebruikt konden worden door de werknemers voor de uitoefening van hun werkzaamheden voor belanghebbende maar (…) niet (…) voor (…) privédoeleinden (…). De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat belanghebbende ten aanzien van door de inspecteur genoemde data het autogebruik overeenkomstig die verklaringen heeft toegelicht. Naar het oordeel van de rechtbank staan de auto’s dan niet ter beschikking aan de werknemers in de zin van artikel 13bis van de Wet. (…)”.
De Rechtbank heeft op basis van de verklaringen geoordeeld dat van ter beschikkingstellen geen sprake was. Het Hof volgt een andere weg. Naar het oordeel van het Hof vormen de verklaringen voldoende tegenbewijs als bedoeld in 4.3: ze zijn consequent en consistent van inhoud en in zo grote aantallen geleverd dat niet kan worden aangenomen dat zij vals zijn. Daarmee heeft belanghebbende volgens het Hof ‘anderszins’ doen blijken dat er niet meer dan 500 kilometer per jaar privé werd gereden. Reeds om die reden moet de naheffingsaanslag worden vernietigd. In het midden kan dan blijven of de auto’s ter beschikking zijn gesteld. In het midden kan dan ook blijven of over het privé gebruik van de VW Passat ten onrechte bij belanghebbende is nageheven in plaats van bij haar zusteronderneming.