Hof Arnhem-Leeuwarden 14 januari 2014, 13/00578, ECLI:NL:GHARL:2014:142, MK, Uitspraak Hof
Artikel 6.33, Wet IB 2001
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt hiermee de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 21 mei 2013, AWB 12/136 (niet gepubliceerd). Het bestuur van deze relatief grote stichting met de anbi-status (baten € 5,3 miljoen, 138 medewerkers (96 fte)) vergadert maandelijks en de adjunct-directeur heeft kort na het belastingjaar schriftelijk verklaard dat het bestuurslid recht heeft op een vrijwilligersvergoeding van € 1.500 en bevestigd – onder dankzegging – dat het bestuurslid daarvan afgezien heeft. Vervolgens heeft hij het bestuurslid er op attent gemaakt dat deze gift in de aangifte inkomstenbelasting kon worden afgetrokken. Net als de rechtbank stelt het hof vast dat het bestuurslid vrijwilligerswerk heeft gedaan en dat de stichting de financiële middelen had om de vrijwilligersvergoeding te betalen. En daarmee kan er een streep door de correctie van de inspecteur, want er wordt aan de voorwaarden voor de giftenaftrek voldaan.
Het verbaast mij dat de inspecteur hierover een procedure is begonnen, want de staatssecretaris van Financiën heeft in zijn antwoorden van 8 juli 2011 (nr. DGB2011/4258, NTFR 2011/1547) op Kamervragen toegezegd geen navorderingsaanslagen op te leggen en geen correcties aan te brengen (tenzij bij zwaar misbruik). Vervolgens heeft hij de spelregels voor het afzien van vergoedingen met de Geefwet in art. 6.35 Wet IB 2001 opgenomen, waardoor sindsdien wettelijk vastligt dat er recht moet bestaan op de vergoeding, waarvan vervolgens als gift kan worden afgezien. Het bestuurslid van deze anbi-stichting voldeed aan deze voorwaarden, dus waarom nog procederen? De staatssecretaris van Financiën had in zijn Kamerbrief van 29 november 2011, nr. DGB2011/6380U, NTFR 2011/2720 nog geschreven dat hij er van uit ging dat de Belastingdienst de geschetste gedragslijn correct zou uitvoeren.
Een voorbeeld van het afzien van een vrijwilligersvergoeding dat niet leidde tot giftenaftrek is Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 januari 2013, nr. 12/02253, NTFR 2013/1047. Daarin was een vrijwilligersovereenkomst gesloten, waarin het recht op de vergoeding werd gekoppeld aan het afzien van die vergoeding. Dat is dus geen vrijgevigheid.
Interessant in deze zaak van Hof Arnhem-Leeuwarden vind ik verder de hoogte van de vrijwilligersvergoeding, namelijk € 1.500 voor het jaar 2008. Dat is erg veel voor een vrijwillig bestuurslid, want bij het maximum uurbedrag van € 4,50 (zie onder meer de brief van de staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2008, nr. DGB2008/1190, NTFR 2008/1190) zou deze bestuurder dus 334 uur voor de stichting actief moeten zijn geweest. Met de maandelijkse vergaderingen, incl. voorbereidingen, zal hij misschien tot ca. 100 uur gekomen zijn, maar dan blijven er nog 234 uur over voor andersoortige werkzaamheden. Lijkt mij niet zo aannemelijk als ik naar de praktijk van dit soort bestuurswerkzaamheden kijk. Waarmee ik bedoel te zeggen dat niet zomaar het maximum van de vrijwilligersvergoeding van art. 2, lid 6, Wet LB 1964 kan worden toegepast, maar naar de werkelijke bestede uren moet worden gekeken, te vermenigvuldigen met dat maximum van € 4,50 per uur.
Interessant is ook nog of deze anbi-stichting met € 5,3 miljoen baten misschien onder de vennootschapsbelasting zou horen te vallen, want dan bestaat volgens art. 2, lid 6, Wet LB 1964 geen recht op de vrijwilligersregeling en zullen alleen de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.