Hof Arnhem-Leeuwarden 17 september 2013 nr. 11/00811
4Beoordeling van het geschil
4.1De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 juni 2011, nr. 09/02639, ECLI:NL:HR:2011: BO5046, geoordeeld dat voor de vraag of de redelijke termijn voor de beslechting van het geschil is overschreden, moet worden aangesloten bij de uitgangspunten die hij in zijn arrest van 22 april 2005, nr. 37984, LJN AO9006, BNB 2005/337, heeft neergelegd voor de duur van de redelijke termijn in fiscale boetezaken. Daarbij hanteert de Hoge Raad als uitgangspunt dat de redelijke termijn voor de behandeling in de bezwaarfase en de beroepsfase tezamen niet meer dan twee jaar bedraagt.
4.2Vast staat dat het bezwaarschrift tegen de aanslag op 21 december 2007 door de Inspecteur is ontvangen en dat op 30 december 2009 uitspraak op bezwaar is gedaan. Voorts staat vast dat het daartegen gerichte beroepschrift op 3 februari 2010 door de Rechtbank is ontvangen en dat de beroepsfase is afgesloten met de uitspraak van de Rechtbank van 22 november 2011. De behandeling van het bezwaar en het beroep heeft derhalve in totaal drie jaar en elf maanden geduurd, hetgeen een overschrijding van de in 4.1 genoemde termijn meebrengt van één jaar en elf maanden. Nu geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die een langere termijn rechtvaardigen, dient het bedrag van de immateriële schadevergoeding te worden berekend op viermaal € 500, ofwel € 2.000.
4.3Voor de overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase met bijna vier maanden heeft de Staat der Nederlanden (Minister van Veiligheid en Justitie) een vergoeding aangeboden van € 500. Belanghebbende heeft daarmee ingestemd. Het Hof zal daarbij aansluiten.
4.4Voor de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase met bijna één jaar en zeven maanden zal de Inspecteur worden veroordeeld tot vergoeding van € 2.000 minus € 500, ofwel € 1.500. In dat verband overweegt het Hof dat een beoordeling van uitsluitend de bezwaarfase een vergoeding van viermaal € 500 zou rechtvaardigen. Een dergelijke vergoeding zou evenwel meebrengen dat een hogere vergoeding wordt toegekend dan op basis van de totale overschrijding van één jaar en elf maanden gerechtvaardigd is. Gelet daarop volstaat een vergoeding van € 1.500.