Hof Arnhem-Leeuwarden, 16 april 2013, 12/00537
(Art. 6:9, lid 2 en 7:2 Awb)
Ontvankelijkheid hoger beroep
4.1 De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb). In het onderhavige geval is, gelet op de verzending van de uitspraak van de Rechtbank aan partijen op 6 juli 2012, de termijn aangevangen op 7 juli 2012 (artikel 6:8 van de Awb) en geëindigd op (vrijdag) 17 augustus 2012. Het hogerberoepschrift van belanghebbende is op 21 augustus 2012 bij het Hof ingekomen. Geconcludeerd moet worden dat het hogerberoepschrift van belanghebbende in zoverre niet tijdig is ingediend (artikel 6:9, eerste lid, van de Awb).
4.2 Bij verzending per post, zoals hier, is een hogerberoepschrift echter tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Aan deze laatste eis is te dezen voldaan. De vraag is evenwel of belanghebbende het hogerberoepschrift voor het einde van de termijn (17 augustus 2012 24.00 uur) ter post heeft bezorgd.
4.3 In dat verband is het volgende van belang (zie HR 28 januari 2011, nr. 10/02285, LJN BP2138, BNB 2011/132).
4.4 Terpostbezorging vindt plaats op het moment waarop een poststuk in de brievenbus wordt gedeponeerd dan wel op het moment waarop het op een postvestiging wordt aangeboden (vgl. HR 29 mei 1996, nr. 30950, LJN AA1892, BNB 1996/282).
4.5 De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld, sluit niet uit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd (vgl. HR 17 juni 2005, nr. 40737, LJN AT7649, BNB 2005/305).
4.6 Dat neemt niet weg dat het datumstempel van het postvervoerbedrijf veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld.
4.7 Voor afwijking van dit uitgangspunt bestaat aanleiding indien de rechter aannemelijk acht dat het poststuk ter post is bezorgd vóór de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf. De bewijslast hiervoor ligt bij de partij die stelt dat zij het poststuk vóór die datum ter post heeft bezorgd.
4.8 Gelet op deze regels, heeft te dezen – nu sprake is van een duidelijk leesbare poststempel op de enveloppe (zondag 19 augustus 2012) – als bewijsrechtelijk uitgangspunt te gelden dat het hogerberoepschrift op zondag 19 augustus 2012 door belanghebbende ter post is bezorgd. Belanghebbende heeft in de gedingstukken echter gesteld – onder overlegging van een afschrift van een bestand uit zijn computer – dat hij het hogerberoepschrift op vrijdag 17 augustus 2012 om 22.07 heeft geprint, om 22.09 uur heeft opgeslagen in zijn computer en vervolgens omstreeks 23.00 uur in de postbus aan de a-straat in Q heeft gedeponeerd. Ter zitting heeft belanghebbende zulks herhaald en – desgevraagd – eraan toegevoegd dat hij ervan op de hoogte was dat de hogerberoepstermijn op 17 augustus 2012 zou verstrijken. Het Hof acht het relaas van belanghebbende aannemelijk. Dit betekent dat het onderwerpelijke hogerberoepschrift voor het einde van de hogerberoepstermijn ter post is bezorgd, zodat belanghebbende op de voet van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb ontvankelijk is in zijn hoger beroep.