Rechtbank Gelderland oordeelt dat de administratie van de heer X is aan te merken als een stuk dat de inspecteur ter beschikking heeft gestaan, aangezien vast staat dat de controleurs hierin inzage hebben gehad. Het niet overleggen daarvan is dus een verzuim van de inspecteur. Er worden echter geen gevolgen aan verbonden.

Datum: 31-01-2017 ECLI: ECLI:NL:RBGEL:2017:577 Editie: 6 februari Instantie:Rechtbank Gelderland Nummer: AWB – 15 _ 7323 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht ,Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2017/250 Wetsartikelen:Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a

De heer X exploiteert een coffeeshop in Deventer. Tijdens een boekenonderzoek neemt de inspecteur vanwege gebreken in de administratie een informatiebeschikking. Zo worden er geen voorraadstaten bewaard, is er geen enkele vorm van kascontrole (het vergelijken van het administratieve saldo met het werkelijk aanwezige kasgeld en het analyseren van eventuele verschillen) en wordt er geen uitvoering gegeven aan de uitspraak van Hof Amsterdam 18 mei 2005, nr. 04/00449, V-N 2005/38.3 over de voorraadadministratie van een coffeeshop (zie ook Hoge Raad 31 mei 2013, nr. 11/03452, V-N 2013/28.7). In geschil is of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld. X stelt dat de inspecteur geen enkel bewijs heeft ingebracht waaruit kan worden geconcludeerd dat niet aan de bewaar- en administratieplicht is voldaan. De inspecteur heeft de administratie van X namelijk niet als gedingstuk ingebracht.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de administratie van X is aan te merken als een stuk dat de inspecteur ter beschikking heeft gestaan, aangezien vast staat dat de controleurs hierin inzage hebben gehad. Het niet overleggen daarvan is dus een verzuim van de inspecteur. Er worden echter geen gevolgen aan verbonden. X kan de informatiebeschikking namelijk bestrijden door zonodig zelf uit zijn administratie te putten. X is dus niet in zijn processuele belangen geschaad. De inspecteur maakt aannemelijk dat X niet aan zijn administratieve verplichtingen voldoet. De stelling van X dat controle van de omzet mogelijk is aan de hand van de kassa-afslagen wordt verworpen. De inspecteur stelt namelijk onbetwist dat er geen aantekeningen zijn van de dagelijkse begin- en eindvoorraden. Uit de jurisprudentie volgt weliswaar niet dat de verkoopstaten per shift moeten worden bijgehouden, maar op het moment dat dergelijke vastleggingen zijn gemaakt, dan moeten deze worden bewaard. Dat X voor het overige slechts niet onderbouwde stellingen heeft betrokken, blijft voor zijn rekening. Het beroep van X is ongegrond.

Aantekeningen:

Op de zaak betrekking hebbende stukken

8. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat zij het ter zitting door eiser ingenomen standpunt zo heeft opgevat dat eiser stelt dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Met name – aldus eiser – heeft verweerder verzuimd de administratie van eiser in het geding te brengen. Dat eiser zelf over de administratie beschikt, doet naar de mening van eiser aan het voorgaande niet af.

9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de controleambtenaren het concept‑rapport hebben vastgesteld op basis van de administratie van eiser en dat deze daarbij inzage hebben gehad in de administratie. De onderhavige informatiebeschikking is vastgesteld op basis van het concept-rapport.

10. Verweerder heeft de administratie van eiser niet als stukken van het geding overgelegd. Verweerder heeft voor de heropening van het onderzoek als op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd:

– de aankondiging van het boekenonderzoek van 10 november 2014;

– de informatiebeschikking van 26 februari 2015;

– het bezwaarschrift van 8 april 2015;

– het concept-rapport van het boekenonderzoek van 6 juli 2015;

– correspondentie met (de gemachtigde van) eiser waaronder een voorgenomen beslissing van 12 augustus 2015;

– de uitspraak op bezwaar van 29 oktober 2015.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij stukken die er niet zijn of die niet zijn bewaard door eiser, zoals voorraad- en verkoopstaten, ook niet kan overleggen.

11. Op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient verweerder in beginsel alle stukken die hem ter beschikking staan en een rol hebben gespeeld bij zijn besluitvorming aan de belanghebbende en aan de rechter over te leggen (zie onder meer Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:874 en Hoge Raad 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3602). Behoudens gevallen van gerechtvaardigde weigering op grond van artikel 8:29 van de Awb en uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht, dient te worden tegemoetgekomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk indien deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak (zie Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA3823).

12. Indien verweerder verzuimt te voldoen aan de verplichting van artikel 8:42 van de Awb is het op grond van artikel 8:31 van de Awb aan de rechter om daaruit de gevolgtrekkingen te maken die hem geraden voorkomen. Dit betekent dat de rechter onder omstandigheden de gevolgtrekking maakt dat voorbijgegaan moet worden aan dit verzuim. De rechter mag geen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 8:31 van de Awb zonder partijen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten (vergelijk Hoge Raad 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:874).

13. Vast staat dat de controlerende ambtenaren bij het opstellen van het concept‑rapport inzage hebben gehad in de administratie van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is die administratie daarmee aan te merken als een stuk dat verweerder ter beschikking heeft gestaan. De administratie van eiser dient derhalve te worden aangemerkt als op de zaak betrekking hebbend stuk als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb. Met hetgeen hiervoor is overwogen staat vast dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb heeft overgelegd. Daaraan doet niet af dat verweerder na heropening van de zaak door de rechtbank aan eiser heeft verzocht om toe te staan dat de onderliggende stukken uit de administratie zouden worden gekopieerd en eiser daaraan geen gehoor heeft gegeven. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke gevolgen dit voor de behandeling van de onderhavige zaak moet hebben. De rechtbank overweegt dat, nu:

– eiser en diens gemachtigde zelf over de gevraagde administratie beschikken,

– verweerder niet beschikt over de aan de informatiebeschikking ten grondslag liggende gegevens uit de administratie van eiser,

– overlegging van die stukken door verweerder dus niet mogelijk is gebleken, en

– verweerder de informatiebeschikking in de onderhavige procedure heeft doen steunen op het concept‑rapport, welk stuk wel tot de stukken van het geding behoort,

met toepassing van artikel 8:31 Awb aan het door verweerder gepleegde verzuim voor de behandeling van de zaak geen gevolg dient te worden verbonden. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat eiser ter bestrijding van de onderhavige informatiebeschikking zo nodig kan putten uit de onderliggende administratie, aangezien hij daarover de beschikking heeft (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1743, r.o. 4.8). Eiser heeft daarmee dus kennis van alle relevante feiten en is door de gang van zaken niet in zijn processuele belangen geschaad.